Designed by Leen.zelf
Pagina van Dries Romeijn
Bij Kee
De tussendeur naar de keuken had Anna van binnenuit afgesloten. Janus was er nu niet en Krelis zou wat later komen om het vee voor de laatste keer deze dag te voeren en had zijn dochter op het hart gedrukt de deur gesloten te houden. Berent klopte op de tussendeur en riep: ’Goed volk Anna, ik ben het Berent’
Na wat gestommel werd de deur geopend en keek Anna verbaasd om de hoek.
’Ik dacht dat jij op weg was naar Den Bosch? Wat doe je nu na een goed uur hier weer terug?’
‘Wijs mij eerst waar ik enkele pinkdikke touwen kan vinden dan beantwoord ik straks je vragen. Ik moet iemand vastbinden die ook niet mag gaan praten dus ook wat lappen om in zijn mond te proppen.’
Zonder vragen te stellen wees zij hem naar een kast in de gang waar Dries een rol met nieuw touw bewaarde en greep uit een mandje een paar doeken waarmee ze die morgen stof had afgenomen in de opkamer.
‘Ik heb de pastoor gevangen en ontvoerd. Waar zou ik die het beste kunnen opbergen. Ik wil hem niet hierheen brengen, mogelijk komen ze hier zoeken.’ zei Berent en voegde er aan toe, ‘ik heb hem buiten westen geslagen maar eens wordt hij weer wakker en voordien wil ik hem goed hebben opgeborgen.’
‘Breng hem hierover bij Kee, je weet wel die zogenaamde heks waar Dries je vast over heeft verteld. Zij is niet voor een kleintje vervaard al zou je dit niet zeggen van een lelijk, krom vrouwtje,’ zei Anna. ’Als je de dijk oploopt is het tweede huisje links aan de overkant het huisje van Kee. Er staat een schuurtje tegen aangebouwd.’
‘Ik weet niet of ik terug kom, ik hou van daaruit de dijk in de gaten en verzin wel wat ik met de pastoor ga doen,’ zei Berent
Met deze woorden vertrok hij via de schuur weer naar de dijk. Voorzichtig keek hij om de hoek of er niemand naderde wat niet zo was en weer schoven er enkele wolken voor de maan.
’Het zit me wel mee,’ grinnikte Berent, ‘er is licht als ik dat nodig heb en er zijn wolken als ik duisternis wens.’
Hij vond het bootje nog zoals hij dat had achter gelaten. In de beschutting van de kale takken van de struik bond hij de beide handen van de pastoor goed vast en stopte enkele doeken in zijn mond.
’Nu maar hopen dat hij niet verkouden wordt, hij zal een poosje goed door de neus moeten blijven ademen anders krijgt hij een probleem.’
Met een tot een driehoek gevouwen doek zette Berent het geheel goed vast zodat de pastoor de doeken niet uit zijn mond kon wringen. Weer ging hij aan wal en liep naar de achterdeur van het huisje waar hij aanklopte.
‘Hallo Kee, het is goed volk. Ik ben gestuurd door Dries en Anna.’
De deur ging open en een flakkerende kaars verlichtte zijn gezicht.
’Als je gestuurd bent door Dries kan je verder komen heerschap,’ sprak het vrouwtje en ging hem voor het donkere onderhuis in. ‘Sluit wel goed de deur want je weet niet wat voor gespuis er op de weg loopt in de avonduren,’ zei Kee en schoof een stoel bij voor Berent.
‘Vertel eerst wat je hier brengt en wie je bent. Als je een vriend bent van Dries en Anna moet je een goede kerel zijn.’
Berent vertelde haar zijn lotgevallen van die avond, ‘en nu ligt die pastoor nog in de boot achter in de tuin,’ besloot hij zijn verhaal.
‘Ga hem snel ophalen, ik heb hier een verborgen kelder, het is een mooi plaatsje voor hem waar geen mens hem zal vinden. Ik denk trouwens niet dat hier iemand komt om naar de pastoor te komen zoeken. Er zou eerder gezocht worden op de stee van Dries dan bij Kee de heks.’ spotte zij.
Kee maakte een deur open waarachter zich een diepe kast bevond. Er stonden wat stenen kommen in maar ook een kleine en een wat grotere stenen vijzel. Ook lagen op de planken diverse soorten kruiden die lagen te drogen.
’Gezien, ‘vroeg Kee en deed de deur weer dicht. Nogmaals opende ze de deur en plots gaapte er achter de deur er een groot gat in de vloer waar ook een ladder zichtbaar was. Nogmaals vroeg ze, ‘gezien’ en deed de kast weer dicht. Ze grinnikte over het verbaasde gezicht dat Berent trok.
‘Dit is zeker een plek waar je niet zou zoeken. Waarom is deze schuilplaats gemaakt Kee?’ vroeg Berent.
‘Ik vermoed dat mijn grootvader, die dit huis heeft gebouwd, de kelder later heeft gemaakt om een koele plaats te maken voor opslag van kruiden en winter voorraad. Mijn moeder heeft mij de geheimen van geneeskrachtige kruiden geleerd. Het is jammer dat ik mijn grootvader nooit gekend heb en dat mijn moeder mij nooit verteld heeft waarom de kelder is gebouwd. Nu wordt hij bijna niet meer gebruikt,’ vertelde Kee.
Een kwartiertje later sleepte Berent zonder al te veel schaamte de pastoor het huisje in.
‘Wat duurde dat lang voor je terug kwam. Ik was al bang dat je iets was overkomen,’ zei Kee toen Berent de deur achter zich sloot door de sleutel om te draaien.
‘Ik heb eerst nog de boot laten zinken. Ik heb wat keien en stenen die aan de oever lagen in de boot gegooid nadat ik de pastoor op de kant had getrokken en toen de boot vol water laten lopen. Hij is helemaal onder water verdwenen. De ijsschotsen verbergen de boot zodat ze na een nachtje vorst niet meer te vinden is. Ik ben bang dat men morgen bij daglicht misschien ook wel via het water gaan zoeken. Als iemand de boot mist en de schout er van in kennis stelt sluit ik een zoektocht via het water niet uit’
Bewonderend keek Kee naar de jonge man die zo plotseling in haar huisje was verschenen en er zoveel commotie maakte. Een half uurtje geleden zat ze nog met een vijzel wat kruiden te malen en nu lag er de gevreesde pastoor van Giessendam gekneveld op de vloer van haar kamertje.
‘Wat wil je nu met hem aanvangen?’ vroeg Kee aan Berent, ‘wil je inlichtingen van hem hebben, of misschien wel uit hem persen, want ik heb begrepen van Dries dat er nog al wat vragen zijn over de Spaanse heer en de marskramer die hier voor mijn huis op de dijk van persoon leken te veranderen. Deze sinjeur ging de dijk af naar de hofstee en de marskramer reed op het paard van de Spanjaard door in de richting van Slydrecht.’
‘Ik weet het allemaal nog niet Kee, het is voor mij allemaal niet duidelijk hoe en waarom dit alles zich heeft afgespeeld. Ik wil er eerst nogmaals rustig over nadenken voordat ik overhaaste beslissingen neem,‘ zei Berent. ’Maar zorg er in ieder geval voor dat de pastoor je gezicht niet ziet. Heb je geen oude hoofddoek die je geheel om je hoofd kan wikkelen als je soms naar de kelder moet gaan. Hij kent mij niet maar we moeten hem eens laten lopen, ik wil het risico niet nemen dat hij jou herkent.’
‘Laten we dan die kerel goed vastbinden, zorgen dat hij niet kan geen schreeuwen en gaan slapen,’ zei Kee en wees de deur naar de kelder en vertelde hem dat daar nog enkele oude strozakken moesten liggen die hij kon gebruiken.
Berent controleerde de touwen waarmee de pastoor was vast gebonden en haalde de doeken uit zijn mond. Hij wilde geen moordenaar worden en zou bij de eerste kreet of schreeuw van de pastoor wakker worden om te voorkomen dat hij de hele buurt wakker zou maken.
‘Toch vind ik dit maar een gewaagde onderneming,’ zei Kee terwijl ze een kom pap voor Berent neerzette. ’Hier, eet op voordat je naar de kelder gaat, houd die vent goed in de gaten vannacht en zorg dat hij niet de benen neemt want dan zullen de rapen gaar zijn.’
Op dat moment bewoog de pastoor. Hij opende zijn ogen en keek verdwaasd om zich heen. Hij scheen zich af te vragen wat er was gebeurd. Vlug verdween Kee naar de zolder boven voordat de pastoor zijn positieven helemaal bij elkaar had en haar zou herkennen. Berent gebruikte dit moment ook om de pastoor via de ladder naar beneden te brengen wat hij gewillig deed.
‘Wees voorzichtig heer pastoor. U bevind zich in de handen van mensen die er niet voor terugdeinzen je keel door te snijden op het moment dat je hen dreigt te verraden. Je bent in handen van mensen die je wat vragen willen stellen zonder dat je vrienden je te hulp kunnen komen. Dus wees stil, houd je mond gesloten, probeer niet om hulp te schreeuwen want er is binnen honderd meter geen mens aanwezig die je zou kunnen horen. Je wordt vast gehouden ergens midden in de polder en er is hier geen mens die je te hulp kan komen. Als je maar een kik zou willen geven snij ik je keel door zodat je nooit meer kan schreeuwen. Ik slaap direct naast je, dus hoor iedere beweging van je. Begrepen?’
De pastoor die lijkwit wegtrok bij wat hij hoorde stamelde: ’Ik zal mij stil en rustig houden maar zouden de touwen die mijn handen op mijn rug verbinden misschien iets losser mogen? Ik heb geen gevoel meer in mijn armen.’
Berent keek de touwen na en knoopte deze op een andere manier zodat de bloedomloop niet weer werd afgesloten en bond de pastoor met een extra touw vast aan zijn eigen arm.
Met de belofte morgenochtend vroeg zijn huishoudster te laten weten dat de pastoor nog in leven was viel Berent, aangekleed in slaap.
Een paar keer werd hij gewekt door een ruk aan het touw wanneer de pastoor zich omdraaide in zijn slaap maar na enkele ogenblikken viel hij toch weer in een droomloze slaap.

De volgende morgen at Berent juist een paar sneden brood met spek toen hij van beneden de pastoor hoorde roepen. Hij was wakker geworden van de heerlijke reuk van gebakken eieren met spek. Die morgen hadden Kee en Berent buiten overlegd wat ze zouden doen. Berent had verteld dat hij goedschiks of kwaadschiks van de pastoor wilde weten wie de marskramer was en of de moordenaar van Dries zijn vader dezelfde was als de Spanjaard die gisteren vanuit Dordrecht naar Giessendam is gekomen.
Kee had wat bezwaren gemaakt tegen het geweld dat vast zou moeten worden toegepast als hij de pastoor aan de praat wilde krijgen. Ze had voorgesteld een brouwsel klaar te maken dat ze soms gebruikte als er mensen bij haar aanklopten met erge buikpijn. Het middel zorgde er voor dat ze weer hun behoefte konden doen. Dat was meestal het probleem bij erge buikpijnen. Eens had ze een verkeerd kruid in het drankje gedaan en had de man die ervan had gedronken hevige hoofdpijnen gekregen en had wartaal uitgeslagen dat achteraf niet allemaal wartaal bleek te zijn. Hij was na een paar uur weer opgeknapt en wist zich zelfs nog dingen te herinneren die hij had verteld. Zijn vrouw die erbij was had beaamd dat hij op vragen van Kee antwoorden had gegeven die ook echt waar bleken te zijn en waar de vrouw soms van afwist.
‘Dat foute drankje lijkt mij een mooi drankje, zou de pastoor er ook van hebben gehoord? Mogelijk hoeven we hem alleen maar bang te maken en verteld hij alles wat we weten willen.’
Nu de pastoor wakker was ging Berent naar beneden. Het was er een lage ruimte die inderdaad dienst leek te hebben gedaan als opbergplaats voor de wintervoorraad. De pastoor zat op een gammele stoel zonder leuning. Nu pas kon Berent de man wat beter bekijken doordat er wat licht viel door een smal ruitje dat tegen de zolder in de muur zat. Hij had gedacht dat de man ouder zou zijn maar nu schatte hij de leeftijd van de geestelijke op niet meer dan 35-40 jaar. Zijn pij was gescheurd en zag bruin van de modder. Rond een oppervlakkige snee in zijn hals zat geronnen bloed, Berent was gisteravond dan ook niet erg voorzichtig met hem omgesprongen.
‘Ook jij zult wel een gewoon mens zijn is het niet?’ vroeg hij aan de pastoor en schoof hem een helder witte pot toe die klaar stond bij de deur. ’Weet dat je hier blijft opgesloten totdat wij van je gehoord hebben wat we willen horen. Ik kom over een poosje terug naar beneden en dan hebben we samen een onderhoud. Wees er op beducht dat het er warmpjes aan toe zal gaan. Ik zal even wat voorzieningen treffen om het gesprek voor jou zo aangenaam mogelijk te maken.
Berent trok de ladder op naar boven en sloot de deur af met de sleutel. Hij bonsde nog een paar keer flink op de deur om hem te laten merken dat het een stevige deur is.
Hij hield zijn vinger voor zijn lippen ten teken dat Kee niets moest zeggen en liep het trapje af naar de tuin.
Op de akker lagen enkel hopen met onkruid en brandnetels die Kee blijkhaar niet in haar kruidendrankjes kon gebruiken. Ook stond er een kleine hooihoop aan de rand van de tuin waarvan hij enkele plukken nam en daarna met de rest van het tuinafval het kleine raampje van de kelder dicht stopte zodat er nu helemaal geen licht meer in kwam.
In d\het keukentje waar Kee wat verstelwerk verrichte bij het licht van de olielamp riep hij met een verdraaide stem: ‘Hoe zit het er mee Jacob, beginnen we er nog aan of laten we die smeerlap hier creperen zonder dan we iets uit hem wringen?’
Kee keek Berent met verschrikte ogen aan maar zei verder niets. Berent knipoogde naar het oude vrouwtje en zei met gewone stem: ’Even wachten nog Teun, ik wil eerst wat meer stro en hooi naar binnen brengen zodat het eventueel wat beter brand. Ik wil niet dat het vuur halverwege uitgaat en ze hem nog herkenbaar terug vinden.’
Kee schudde het hoofd maar door de knipoog van verstandhouding begreep ze nu dat hij de pastoor bang wilde maken. Berent vormde met zijn mond de naam Anna en wees, met zijn vinger naar de overzijde van de dijk dat hij even naar Anna zou gaan.
Kee knikte hem toe en zachtjes liep hij via de tuin naar de dijk. Het begon al aardig licht te worden je hoorde vanuit de stal het gerammel van de ketting waarmee de stier stond vastgezet in de buitenschuur.
Krelis was met enkele meiden en een knecht in de schuur aan het melken. Hij stak even zijn hand ter begroeting op toen Berent naar de keuken liep. Hier trof hij Anna aan die zich verschrikt omdraaide bij het horen van haar naam.
‘Meid toch,’ zei Berent, ‘het was niet de bedoeling je zo te laten schrikken. Ik zal voortaan eerst wel aankloppen voor ik de deur opent. Dit is nu de tweede keer dat je van mij schrikt. Ik had toch wel eens van meiden in mijn dorp begrepen dat ik niet zo lelijk ben.’
‘Jij ezel, het is geen wonder dat ik steeds van je schrik. Je komt op de meest onverwachte momenten hier de keuken instappen. Ik herken je voetstappen in de gang niet en schrik van je vreemde stem.’
De tranen sprongen haar in de ogen en met een verstikte stem zei ze: ‘Ik neem je niets kwalijk hoor Berent maar ik ben de laatste dagen zo gespannen nu Dries weg is gegaan.’
Berent schoot in de lach wat haar nog bozer scheen te maken. Haar ogen leken nog groener te worden als ze al waren.
’Ik neem je helemaal niets kwalijk meid. Ik kan het best begrijpen dat je uit je doen bent. Ik ken Dries amper en jou al helemaal niet maar ik begrijp wat je bedoelt. Zodra ik wat over hem verneem laat ik het je weten. Ik wil je nu even vertellen dat we de pastoor hebben opgesloten bij Kee en dat ik hem aan het praten probeer te krijgen. Ik wil je vragen hier over niets verder te vertellen. Heb jij je vader verteld dat ik gisteravond hier was?’
Nog wat nasnikkend schudde Anna haar hoofd, ‘ik heb niet verteld dat je hier was maar ben je niet bang dat hij je nu heeft zien binnenkomen?’
‘Ja, hij heeft mij gezien dat is niet zo erg, het is goed dat je niets verteld hebt van de pastoor. Zeg maar tegen hem dat ik kwam vragen of er nog een boodschap was binnen gekomen van Dries. Zeg dat ik binnen een paar dagen terugkom maar dat mijn plannen met betrekking tot de marskramer gewijzigd zijn zonder dat ik jou heb gezegd wat de wijzigingen zijn.’
Berent klopte haar nog even op de schouder in het voorbij lopen. ’Het komt vast wel weer goed Anna, voor je het weet is Dries weer thuis, maak je maar niet te druk, Dries loopt niet in zeven sloten tegelijk. Ik verdwijn nu en je weet mondje dicht.’
Vlug liep hij de stal door en verdween weer over de dijk naar het huisje van Kee. Niemand had hem vanmorgen gezien, niemand wist dat hij zich hier bij deze oude vrouw had verstopt, samen met de pastoor. Gelukkig lag het huis wat afgelegen en was de tuin omringd door struiken. Het leek wel of Kee niet alleen onkruid maar ook alle struiken liet groeien langs het pad naar de dijk om zo ongewenste blikken in haar tuin te voorkomen. Door haar teruggetrokken levenshouding maar ook door haar gebogen houding en het feit dat ze veel kennis had van geneeskrachtige kruiden had ze de bijnaam Kee de heks gekregen. Berent verwonderde zich over dit feit omdat hij in de paar uur die haar nu kende haar zag als een vriendelijke vrouw die niet eens zo oud was als ze er op het eerste gezicht uitzag. Vanmorgen had ze hem verteld dat ze maar 15 jaar ouder is dan Dries. Ze wist zich nog goed te herinneren dat Dries geboren was en zijn moeder een week later werd begraven.
Hij was maar een paar minuten weg geweest toen hij de achterdeur van het huis opende en Kee aankeek met een vragende blik. Hij kreeg een geruststellend knikje en begreep dat de gevangene zich rustig had gehouden.