Designed by Leen.zelf
Pagina van Dries Romeijn
Een wijze les
Ondertussen was Anna vlakbij de kapel in de postkoets gestapt. Ze zag de koets reeds staan voor de herberg en de stalhouder was bezig twee verse paarden in te spannen. Ze was dus precies op tijd aanwezig. Sinds de invoering van de verbinding Dordrecht met Vianen deed de koets Giessendam aan en reed via Slingerland naar Pinkeveer. Daar kon ze dan de koets nemen naar Gorkum. Er was in het verleden veel gepraat over een directe verbinding tussen Dordrecht en Gorkum maar de Spanjaarden hielden dit tegen. Er werden door het knechtje van de stalhouder nieuwe kolen in de testen van de stoven gedaan zodat deze hun voeten een beetje warm hielden. Er zaten nog twee dames in de koets en er stapte juist voor vertrek nog een Spaanse heer in. Hij groette de dames beleeft en knoopte een praatje aan met Anna.
‘U bent ook hier ingestapt, jongedame,’ vroeg de Spaanse heer. ’Dan hebt u zeker ook al gehoord van de raadselachtige verdwijning van een groep gewapende landgenoten van mij en de verdwijning van de Giessendamse pastoor?’
‘De verdwijning van Spaanse soldaten en onze pastoor?’ vroeg Anna verbaasd. ’Hebben je landgenoten onze geliefde pastoor laten verdwijnen? Dat kan toch nog niet zo lang geleden zijn gebeurd want gistermiddag zag ik hem nog voor de kapel staan praten met een dorpsgenoot van me.’
‘Ho, ho juffrouw. Ik heb niet gezegd dat mijn landgenoten de pastoor hebben laten verdwijnen maar dat er een groep soldaten wordt vermist sinds gisteravond. Ze werden rond de avondklok opgeroepen door hun hopman. Daarna zijn ze vertrokken in de richting Gorkum en is er niets meer van hen vernomen. Hun hopman had de waard verteld dat de soldaten een onverwachte controle moesten uitvoeren langs de dijk nabij de uitmonding van de Giessen in Hardinxveld. Ze zouden rond middernacht terugkeren maar vanmorgen bleek dat de soldaten al hun spullen hadden ingepakt en meegenomen. Ze waren dus niet van plan om terug te komen naar de herberg. Het geval werd nog vreemder toen bekend werd dat de hopman voordat hij naar de herberg kwam eerst bij de pastoor was geweest en dat daarna bleek dat de pastoor was overvallen.’
‘Dus de verdwijning van de pastoor lijkt toch iets te maken met het onverwachte vertrek van die groep soldaten,’ vroeg Anna en keek met grote onschuldige ogen de Spaanse heer aan.
’Ik ben op weg naar Tiel,’ zei ze, ‘maar ik reis eerst langs Gorkum om een brief af te geven van mijn mevrouw, aan haar vriendin in de stad. Misschien hoor ik wel wat in Gorkum over de verdwijning van onze pastoor. Och, och, het is me wat. Men kan zelfs de geestelijke niet met rust laten in zulke kleine dorpen als Giessendam en Hardinxveld. Die nieuwe leer van die monnik heeft wat teweeg gebracht. Het is tegenwoordig moord en doodslag wat je hoort. Ik hoop maar dat de pastoor weer snel en ongeschonden wordt terug gevonden. Misschien hebben die soldaten wat gehoord en zijn ze die ketters achterna gegaan’
‘Ik begrijp juffrouw dat je niet veel op hebt met de mensen die de nieuwe leer aanhangen. Blijf er maar vandaan dan kun je altijd rekenen op de bescherming van de koning van Spanje.’ De man trok zijn hertenleren handschoenen uit en knoopte zijn mantel wat losser. ’Het lijkt er op dat de winter een aanvang neemt juffer, het is niet overbodig dat de stalhouder wat houtskool in de stoven heeft gedaan. Als nu het zonnetje wil doorbreken kan dit een alleraardigst tochtje worden.’
De man vertelde Anna dat hij voor zaken naar Dordrecht was geweest maar het weekend had doorgebracht bij de broer van zijn vrouw. Hij vertelde dat hij sinds enkele jaren in Buren woonde een klein plaatsje in de buurt van Tiel. Zijn schoonbroer dreef een werkplaats langs de dijk waar hij vissersboten liet bouwen. De vraag naar dit model boot was de laatste jaren enorm gestegen zodat hij op dit moment twaalf werklui in dienst had. Al enkele maanden geleden had hij gevraagd of zijn Spaanse schoonbroer eens wilde omzien naar geschikt timmerhout.
Anna luisterde met een half oor naar het verhaal dat de Spanjaard haar vertelde. Ze verbaasde zich over het feit dat deze man zo goed haar taal sprak en er zo weinig Spaanse woorden in voorkwamen.
‘U handelt dus in hout begrijp ik dit goed?’ vroeg ze aan de man, ‘dan heeft U waarschijnlijk veel contacten in het buitenland. Ik heb wel eens vernomen dat de werfbazen hun hout soms kopen in een van de Noordelijke landen. Daar zouden bossen zijn, zo uitgestrekt dat je er weken in kan ronddolen zonder een pad te vinden, laat staan een levende ziel tegen te komen. Een varensgast die bij ons op de dijk woont, heeft mij eens verteld dat het hout dat uit Scandinavië komt beter van kwaliteit zou zijn omdat het daar altijd zo koud is dat de bomen maar heel langzaam groeien.’
De man schoot in de lach maar beaamde dat het hout uit die landen van voortreffelijke kwaliteit is. Hij vertelde ook dat zijn grootvader al als houtkoper aan het eind van de vorige eeuw in het Noorden van Nederland was gaan wonen Zijn afkomst dwong hem er toe het warme zuiden te verlaten. Sinds Joden in Spanje en Portugal zo vervolgd werden door koning Ferdinand en koningin Isabelle.
‘Dan begrijp ik het ook waarom U zo goed onze taal spreekt.’ zei Anna en voegde er aan toe dat ze niet begreep dat hij dan nog zo veel vertrouwen kon hebben in de Koning van Spanje.
Weer schoot de man in de lach en vertelde haar dat hij niet gezegd had dat ze het katholieke geloof moest aanhangen maar dat ze zich beter niet met het nieuwe geloof kon bemoeien.
‘Je mening heb je wel erg snel klaar. Dit is een gewoonte die je moet afleren of in ieder geval moet jij je mening niet direct uitspreken. Je weet bijvoorbeeld helemaal niets van deze beide dames die met ons meereizen en al helemaal niets van mij.’ De beide vrouwen keken de man schichtig aan en leken nog verder in hun hoekje van de koets weg te willen kruipen.
‘Ik merk het iedere dag weer. Een man met een Spaanse afkomst wordt met wantrouwen bekeken. De mensen hebben altijd hun mening al klaar bij het eerste contact. Niet dat ze hun mening altijd uitspreken maar een eerste indruk is al ontstaan. Ik zal jullie drieën mijn familieverleden vertellen. We zitten de eerste uren toch met elkaar in de koets en dit zal de tijd verkorten.’
De man nam een ferme slok uit een klein flesje dat hij uit zijn zak haalde en smakte even met de lippen. ’Zo, dat zal mijn keel smeren. Het is een heel verhaal wat ik jullie wil vertellen. Mijn grootvader is zo als ik al zei, gevlucht uit Spanje. In de jaren dat koningin Isabelle van Aragón en haar man Ferdinand de koning van Castilië gezamenlijk het land bestuurden had de koningin een oude priester als raadgever. Deze man was zo fanatiek katholiek dat hij een hemd droeg onder zijn kleding dat gemaakt was van paardenhaar. Deze extreme vorm van zelfkastijding had hij zichzelf opgelegd. Waar hij dit vandaan haalde is mij niet duidelijk maar de man had een hele grote invloed op het koningspaar. Nadat Isabelle de Moren had verslagen in Granada was het de beurt om de Joden te vervolgen. Ze stelde een verdict op dat alle Joden die in Spanje woonden zich moesten bekeren tot het katholieke geloof. Ze gaven de Joden er de schuld van dat er veel mensen zich van het Katholicisme afkeerden. Natuurlijk zijn er Joden geweest die zeiden dat ze katholiek waren geworden maar het merendeel van de Joden vluchten naar het buitenland. Zij die in Spanje bleven werden vervolgd en die zich niet verborgen hielden werden vermoord door de inquisitie. Met duizenden, ja ik heb laatst gehoord dat er tussen de twee en drieduizend Joden vermoord zijn in de jaren dat dit koningspaar aan de macht was. De ouders van mijn vader zijn toen gevlucht en via jarenlange omzwervingen hier in de Nederlanden terecht gekomen. Nu had mijn grootvader jarenlang in de houthandel gezeten en moest hier in het noorden van Holland proberen zijn kostje op te scharrelen. Hij heeft mijn vader altijd gedwongen om goed Hollands te spreken. Toen hij weer in de houthandel was terecht gekomen, omdat hij niet als handwerkman aan de slag mocht omdat hij Jood was, werd hij al snel een man van aanzien ondanks dat hij zichtbaar van zuidelijke afkomst was. Door zijn harde werken en de inzet voor de belangen van zijn dorpsgenoten werd hij al snel opgenomen in het kleine dorpje waar ik later ben opgegroeid. Tussen de meren bij de Zaan en ten noorden van Amsterdam hebben we een bloeiend bedrijf opgebouwd dat in de Nederlanden zijn weerga niet kent.
Zo horen jullie dat een heer van Spaanse afkomst ook niet altijd is wat hij lijkt. Jullie eerste indruk was waarschijnlijk dat ik een katholieke Spek was maar nu jullie een deel van mijn verleden kennen wil je misschien je indruk wel herzien.’
Spontaan stak een van de vrouwen die in spanning het verhaal had gevolgd haar hand uit en verontschuldigde zich voor haar houding.
’Zonder dat ik U kende had ik mij ook inderdaad al een oordeel gevormd. Hoe duidelijk is Uw voorbeeld hoe wij mensen ons kunnen vergissen in personen die we niet of onvoldoende kennen. Zonder woorden wist ik dat ook mijn dochter hier een verkeerde indruk van U had. Even een blik en een geringschattend knikje van haar was voor mij genoeg om te weten dat wij ons niet in jullie gesprek moesten laten betrekken.’
Verlegen stak ook haar dochter de man haar hand toe die de hij warm drukte.
’Ik ben er niet op uit om medelijden op te wekken maar noemde dit als voorbeeld. Ook ik sta soms direct klaar met mijn oordeel,’ zei de man bewogen en hij wreef zich even in de ogen. Hij wendde zijn blik naar buiten waar het landschap voorbij trok langs het kleine raampje in de deur. Rijp pinkelde nu nog als een druppel water aan bijna ieder takje aan de bomen en in de schaduw lag de rijp nog op de weilanden.
In de verte zag Anna de kerktoren opdoemen van Giessen Nieuwkerk. Nog even en ze zouden bij de stopplaats Pinkeveer zijn. Hier zou ze overstappen op de koets naar Gorkum. Ze hoopte dat ze snel Dries kon vinden want het leek er op dat hij echt gevaar liep nu er zoveel gebeurde rond de pastoor van Giessendam.
De stilte in de postkoets bleef lang aanhouden. Alleen het piepen van de wielen en het kraken van de leren riemen hoorde je naast het doffe stampen van de hoeven van de paarden. Een ieder leek in gedachten verzonken te zijn. Het was goed om eens stil te staan bij het feit dat er mensen in andere delen van het rijk van de oude Keizer Karel het nog slechter hadden dan zijzelf. Deze man had hun zijn familiegeschiedenis verteld waardoor hij genoodzaakt was te leven in een ander land dan waar zijn vader was geboren. Het leek Anna zo vanzelfsprekend dat je bijna alle mensen in je dorp kende en ze kon aanspreken als er moeilijkheden waren in je buurtschap of je familie. Deze man die ze amper kende leerde in een uur tijd deze vrouwen om niet te snel te oordelen over mensen van een andere landstreek die gevlucht waren voor daadwerkelijke vervolging om hun geloofsovertuiging. Als men werd geboren in een streek waarin een ieder katholiek was waren ook je ouders dat en werd je katholiek opgevoed. Werd je geboren in een mohammedaans gebied werd je moslim en als zodanig opgevoed. Deze man was als Jood geboren, vervolgd, gevlucht voor de vervolging en ontsnapt naar Holland. Wie was zij dan om in haar eerste indruk hem te veroordelen?
‘Wat zit de wereld toch vreemd in elkaar,’ zuchtte Anna en keek de man aan.
’Ik bedacht mij dat ik van geluk mag spreken om in de Alblasserwaard te zijn geboren en opgegroeid. Al zou ik willen onderzoeken welk geloof het best bij mij zou passen dan kan ik dat nog doen zonder direct te worden vervolgd. Hoe wreed moet het zijn om als Jood vervolgd te worden en je land te worden uitgejaagd. Bent U nu nog Jood en voelt U zich nu Hollander of nog steeds een Spanjaard?’
‘Mijn grootvader en mijn vader mochten niet als werkman gaan werken in dit land. De gildemeesters van de diverse beroepen verboden het Joden op te nemen in hun gilden. Er restte niets anders dan de handel in te gaan. Nu was mijn grootvader in Castilië al koopman in hout en kon hij hier meteen aan de slag. Toch werden we op deze manier gedwongen om ons niet meer openlijk als Jood te uiten. Na een paar maanden verhuisde mijn grootvader naar een ander deel van het land waar hij verzweeg Jood te zijn. Mijn vader heeft het geloof zelfs geheel afgezworen. Hij kon niet geloven in een God die toeliet dat mensen die in een zelfde God geloofden elkaar in de naam van die God konden ombrengen. En dan druk ik mij nog voorzichtig uit, grootvader sprak altijd van het afslachten van medemensen.’
Op dat moment hield de koets halt voor de herberg ‘int Romeijn’ die stond op de kruising tussen de wegen van Vianen naar Gorkum.
‘Ik ben erg blij dat ik de dames gezelschap heb mogen houden. Maar ook dat ik hun een boodschap heb kunnen meegeven waarover zij kunnen nadenken,’ zei de man en groette de dames door beleefd en toch zwierig zijn hoed voor hen af te nemen.
’Ik groet U en spreek de dank uit een medelander van U te mogen zijn’. En met deze raadselachtige woorden nam hij afscheid en liep direct de herberg in om een warme maaltijd te bestellen.
Anna kon zich dit niet veroorloven, de koets naar Gorkum stond al ingespannen klaar om te vertrekken aan de andere zijde van de Giessen.