Designed by Leen.zelf
Pagina van Dries Romeijn
(vervolg) Verwikkelingen
De waard had ondertussen enkele manden met versgebakken brood op de tafel gezet en flinke stukken spek en ham op schotels achtergelaten voor de jongens. Nadat hij nog enkele kannen met licht bier op tafel had gezet vertrok hij weer naar de keuken.
‘Wat gaan we nu doen jongens,‘ vroeg Dries. ’Ik heb er al over lopen nadenken maar wil ook jullie ideeën wel eens horen. Ik zal jullie alles vertellen wat ik weet en ook aan Berent en jouw vader, Krelis, hebt vertelt.
Zo maakte Dries de jongens deelgenoot van de opdracht van Hendrik van Brederode. Nadat hij was uitverteld bleef het lang stil in de gelagkamer. Achter de gesloten deur hoorde je vaag het gerammel van pannen en ketels, de waard was bezig om eten voor het noenmaal voor te bereiden.
‘Ik heb er vannacht ernstig over nagedacht om jullie hulp in te roepen. Ik kan best wat hulp gebruiken nu de gebeurtenissen zich niet alleen beperken tot in Giessendam of in de Waard. Ook hier in Gorkum staan er dingen te gebeuren waar we ook zicht op moeten houden. Berent is nog in Giessendam of is al op weg naar Den Bosch om een oogje in het zeil te houden op de marskramer of wie zich daar voor uitgeeft. Ik zou handen te kort komen als ik dit alles zelf moet uitzoeken. Thuis in Giessendam moeten we er achter zien te komen wat de pastoor met de hele affaire van doen heeft en wie die Spanjaard was met de witte haarlok. Voordat we dat hebben uitgezocht blijven we maar gissen wie de leiders zijn van de groep.’
’Toch moet ik weer terug naar mijn boer Dries,‘ zei Janus. “Ik kan niet langer wegblijven anders hoef ik niet meer bij mijn boer terug te komen.’
‘Hoe zit dit met jouw Riens,’ vroeg Dries aan de vriend van Janus. ’Kan jou vader je hulp op de hofstee wel missen voor wat langere tijd? Ik weet niet veel van de situatie rond jullie stee.’
Riens, was de oudste zoon van een boer met een wat grotere hofstee in de richting Slydrecht. Omdat hij een wat zwakkere gezondheid heeft was hij niet altijd op de hofstee aanwezig en vertelde dit dan ook aan Dries. Hij vertelde hem dat hij veel met zijn oom, een broer van moeder, naar Zierikzee ging. Deze oom had een beurtschip van Dordrecht naar Zeeland en hij vond het heerlijk om mee te gaan en meer te zien dan alleen het dorp en de oude boerderijen.
‘Ik verwachtte al zo iets, je vader heeft als ik het goed hebt gezien een aantal stevige knechten die nu niet direct zitten te wachten op jouw hulp.’ grapte Dries. “Ik zou willen voorstellen dat jij met Janus terug keert naar de Hoogendijk en uitzoekt wat nu de pastoor zijn rol is en wat hij met die Spanjaard van doen heeft. Ook moet er nog uitgezocht worden hoe de moordenaar is ontsnapt. In het bijzonder langs welke weg hij is weggekomen en hoe hij weer als persoon gewisseld heeft met de marskramer.’
Dries had die morgen vroeg het besluit genomen om te proberen Janus als knecht aan te nemen op zijn stee. Hij kon dit echter niet doen zonder een gesprek met de boer van Janus. Janus moest dus om geen onnodige vragen op te roepen bij de bevolking en ook niet bij de schout of pastoor, gewoon weer het werk hervatten. De dagen dat hij afwezig was moesten toch al worden verklaard. Berent is een onbekende langs de dijk en hij heeft de boer gevraagd om Janus een paar dagen vrij te geven. En wat de reden zou zijn om Janus vrijaf te geven is niet anders bekend, Berent had hierover niks gezegd tegen Janus noch tegen Riens. Ze moesten dus heel voorzichtig te werk gaan en proberen de boer te laten zeggen waarom hij weg geweest is. Mocht dit onverhoopt toch mis gaan dan moesten ze een sluitend verhaal klaar hebben om vragen te voorkomen.
‘Ik blijf in ieder geval hier in Gorkum om de knechten van de heer van Savenhent op te vangen en met hen naar de afspraak te gaan met die heer die hen zou kunnen helpen om hun heer een kool te stoven,’ zei Dries. ’En geloof mij, die kool is echt niet om op te eten, dat kan een hele hete kool worden als ik vermoed wie deze Spanjaard is.’
‘Hoe houden we contact met elkaar Dries,‘ vroeg Janus. ’Ik denk dat het goed is om af te spreken hoe we boodschappen kunnen uitwisselen. Het kan zijn dat we elkaar nodig hebben of belangrijke informatie moeten delen.’
‘Ik heb het idee dat ons werkterrein aan de zuidkant van de Waard ligt en wel tussen Den Bosch en Dordrecht. Verdeeld over die afstand zouden we twee adressen moeten hebben waar we boodschappen kwijt kunnen. Die moeten dan weer onderling contact kunnen onderhouden op een manier die niet te veel opvalt,‘ zei Dries. Tussen Dordt en Den Bosch liggen Giessendam en Zaltbommel. Hiermee zouden we dus Krelis en de heer van Savenhent als contact kunnen gebruiken.’
‘Maar hoe onderhouden zij dan contact met elkaar,’ vroeg Janus. ’Het is veel te ver van elkaar af, er is geen reden voorhanden dat er contacten zijn tussen het kasteel en de hoeve aan de Hoogendijk’
Dit was een erg belangrijk punt. Je kon Krelis geen kaas laten afgeven in Zaltbommel noch een knecht vanuit Zaltbommel melk in Giessendam laten kopen. Dit was een tegenslag. Dries dacht die morgen een goed plan te hebben bedacht maar hiermee had hij geen rekening gehouden. Toch moest dit probleem worden opgelost voordat ze afscheid van elkaar konden nemen. Allerlei manieren werden overwogen, zelfs de mogelijkheid om een knecht als marskramer verkleed langs de dijk te sturen.
Dries riep de waard en liet de lege manden en borden afruimen. Er waren die morgen verscheidene mensen de gelagkamer ingelopen op weg naar de maandag markt die al jaren als warenmarkt in Gorkum werd gehouden.
‘Hoe gaan jullie straks terug naar Giessendam? Zijn jullie meegereden of heb je een paard gestald buiten de muur?’ vroeg Dries aan Janus en Riens.
‘We zijn te paard gekomen en die staan even buiten de poort bij een boer gestald aan de weg naar Schelluinen. Het is naast de plek waar men bezig is met de bouw van een kasteeltje’ zei Janus. ’We hadden al door dat we niet voor sluitingstijd binnen de muur zouden zijn dus hadden we het zeker maar voor het onzekere genomen.’
‘Laten we een eindje gaan lopen jongens,’ stelde Dries voor. ’Misschien komen we dan op een goed idee.’
Met luid gestommel door hun klompen stonden Riens en Janus op en liepen met Dries in de richting van de grote kerk waar het op de markt een drukte van jewelste was. Tijdens het lopen over de brug stak Riens zijn hand op en groette de schipper die met zijn boot in de sluis lag.
’Ahoi, oom Jan, weer op weg naar boven?’ sprak hij de schipper aan die met een kort knikje verder ging met het vastleggen van zijn boot. Zonder verder een woord te zeggen liep Riens de beide andere jongens na.
‘Als je dan ruzie hebt met je zuster en zwager kan je toch zijn zoon wel groeten,’ zei Riens boos, meer tegen zichzelf dan tegen de anderen.
‘Is die schipper je oom, Riens?’ vroeg Dries. ’Ik dacht dat je zo graag met hem mee ging varen?’
‘Nee, dit is de oudste broer van mijn moeder die al jaren niet meer bij ons komt. Ik zag het meer aan de naam van zijn schip, ”Altijd vrinden”, dan aan zijn gezicht. Hij heeft een keer ruzie gekregen met grootvader die bij ons woont en sindsdien is hij nooit meer bij ons geweest. Nu zwerft hij echt als een zwerver over de rivieren tussen de landstreek van Kleef en Gorkum, zoals we eens hebben vernomen van een andere schipper.’
‘En dat is de oplossing,’ zei Janus en draaide zich om naar de beide andere jongens, ‘Ik dacht aan een schip en aan een beurtschipper. Kunnen we niet gewoon een boodschap versturen met een beurtschip naar het kasteel? Je vertelde Dries dat die heer hofsteden heeft aan de buitenzijde van de dijk. Daar kunnen we een paar kazen en aardappelen naar toe sturen en eventueel laten bezorgen hier in Gorkum. Dat zou de oplossing kunnen zijn voor ons probleem.’
‘Hum,’ bromde Dries voor zich uit. Nog meer mensen die ergens vanaf weten. Ik ben er geen voorstander van Janus. We hebben al de knechten van de heer van Savenhent die er van af weten. Laten we er nog even over na blijven denken. Je ziet al, na een paar minuten in de buitenlucht komen er al ideeën naar boven. Nog niet het goede idee maar er is een begin.’
Schuin keek de jonge knecht Dries aan of hij een vinnig antwoord terug zou geven. Met de kraag van hun jekker hoog opgeslagen liepen de drie mannen de hoek om bij de kerk. Daar stond weer net als een paar dagen geleden de wagen met goederen van de heer van Savenhent en twee knechten stonden in hun handen te wrijven van de kou.
Dries was blij deze twee kerels weer te zien. Mogelijk was er bericht van Joris. Weer gaf de oudste van de twee knechten met een kort knikje Dries te kennen om hen te volgen.
‘Blijven jullie even hier, ik moet even en loop door dat steegje daar naar de gracht,’ zei hij met een knipoogje naar Riens.
Janus keek even verwonderd op maar Riens trok hem even opzij en fluisterde hem in het oor: ’Dries heeft de knechten van die heer uit Zaltbommel gevonden joh. Hij vertelde toch dat hij de inlichtingen kreeg hier in dit steegje waar alle kooplui met regelmaat naar toelopen.’ Janus moest bekennen dat zijn vriend sneller van begrip was dan hijzelf. Deze aanwijzing was hem ontgaan.
In het steegje vertelde Herbert de ervaringen van zijn rit naar Zaltbommel, het verslag aan de heer van Savenhent maar ook dat zijn heer hem twee manden met postduiven had meegegeven om daarmee verbinding te onderhouden met Dries. Samen spraken ze af elkaar hier na het noenmaal weer te ontmoeten dan zou Dries een brief meegeven aan de heer van Savenhent. Dries zou ook een van de vrienden sturen om de duiven op te halen die in de wagen onder enkele bossen stro waren verborgen.
Zonder Herbert nog een blik waardig te keuren en ook zonder een blik te werpen op Janus en Riens verdween Dries de hoek om de Hoofdstraat in. Na een snelle blik over zijn schouder zag hij een Spaanse soldaat hem volgen. Sloeg Dries af naar rechts, ook de soldaat kwam die straat in. Liep Dries de dijk in de richting van de haven op ook daar kwam de soldaat hem na. Dries wilde niet laten merken dat hij in gezelschap was van de beide vrienden en probeerde een manier te verzinnen om hun te waarschuwen en tegelijk door te geven dat ze de manden met postduiven moesten ophalen. De soldaat bleef hem volgen ook toen Dries de Appeldijk op liep. Plotsklaps bleef hij bij een paar mannen staan die een praatje maakten langs het water. Snel blikte Dries naar achteren en zag dat Riens en Janus ook bleven staan, enkele huizen verwijderd van de soldaat. Ze hadden door dat Dries gevolgd werd en lieten dat duidelijk blijken door even met hun handen te zwaaien.
Dries sprak de mannen aan die hem al verwonderd aanstaarden.
’Mannen, kunnen jullie mij helpen? Ik wordt gevolgd door een Spaanse soldaat en ik moet een boodschap overbrengen aan de twee jonge mannen die een paar huizen terug zich voor die soldaat verschuilen in een portiek. Zouden jullie willen zeggen tegen de langste van die twee dat ze iets moeten ophalen bij de man die ik het laatst gesproken heb en zich dan naar huis moeten gaan.’
‘Het lijkt mij geen moeilijke opdracht vriend,‘ zei een van de mannen, ‘ik hoop dat je geen slechte bedoelingen van zin hebt. Een Spanjaard een loer draaien vind ik wel leuk dus loop maar door, je boodschap zal ik doorgeven. Zeg me wel even je naam zodat ik die aan die mannen kan doorgeven en ze mij geloven.’
‘Geweldig kerel, je helpt mij enorm uit de brand. Mijn naam is Dries Romeijn en die langste van die twee vrienden heet Janus,’ bedankte Dries de mannen en vervolgde zijn weg.
Hij keek niet meer op of om en spoedde zich naar de herberg via de meest onlogische route. Steeds als hij een hoek omsloeg sprintte Dries een volgende dichtbij zijnde straat of steeg in net zo lang tot hij de soldaat niet meer zag. Hij kwam uit vlakbij de stadsmuur in de omgeving van de herberg waar ook de spullen van Janus en Riens nog lagen. Ze waren immers naar buiten gelopen om in de frisse lucht nieuwe ideeën op te doen. Dit was wonderbaarlijk goed gelukt. Nu hadden ze de manier gevonden om boodschappen over te brengen naar Zaltbommel. De helft van het probleem was opgelost.
In de meest donkere hoek van de gelagkamer gezeten wachtte Dries op de komst van zijn vrienden. Lang behoefde hij niet te wachten want hij had het bestelde eten nog niet helemaal op toen Riens de gelagkamer binnenkwam. Hij vroeg de waard om zijn reiszak te halen en betaalde het verteer en verblijf voor hem en voor Janus. Juist voordat hij naar buiten wilde stappen riep Dries hem aan.
’Pst Riens, kom even zitten.’ Riens keek eerst verbaasd rond voordat hij Dries ontwaarde, verscholen achter een van de kolomen die een dakbalk ondersteunde.
’Ik had je niet gezien Dries, je zit zo verscholen achter je hoed en de steunbeer langs de wand. We hebben de duiven opgehaald zonder dat die Spanjaard het heeft opgemerkt. Je zult ook wel begrepen hebben dat die soldaat gestuurd werd door die Spaanse heer die naast de kerk verscholen stond achter een wagen, naast die van de knecht uit Zaltbommel.’
‘Ik dacht wel dat het zo iets was. Die Spaanse heer hield de knechten in de gaten om de contacten van hen te laten controleren. Die soldaat ben ik kwijt geraakt, die weet niet dat ik hier zit. Hoe kreeg jij die Spaanse heer in de gaten?’ vroeg Dries.
‘Terwijl jullie de steeg inliepen kwam hij te voorschijn en stond te smoezen met die soldaat en wees naar jou. Ik ben toen met Janus jullie beiden achterna gegaan en kreeg je boodschap door van die twee mannen op de dijk. Daarna zijn we direct terug gegaan naar de markt en daar kregen we de duiven mee. De manden aan elkaar gebonden met een touw en voorzien van 2 draagstokken Het waren kippenmanden dus leek het of wij over de markt liepen met kippen. Janus is al de poort uit en ik loop hem nu direct achterop. Kan ik ook zien of hij niet gevolgd wordt.’
‘We kunnen nu berichten doorgeven naar Zaltbommel maar nog niet naar de Hoogendijk. Ga nu naar Giessendam, wees voorzichtig met de duiven en stuur in ieder geval zaterdag bericht naar het kasteel met onze belevenissen maar ook met die van jullie. Mogelijk dat ik voor zaterdag wat van mij laat horen. De heer van Savenhent is nu ons belangrijkste contact. Mocht er toch iets helemaal mis gaan, ik vond vanmorgen langs de rivier buiten de poort in de kastanjeboom die daar staat een holte iets boven ooghoogte. Mochten we via het kasteel geen contact meer krijgen met elkaar dan kunnen we boodschappen in die holte achterlaten. Geef dit ook aan Janus door en als op je een of andere manier Berent spreekt, informeer hem dan ook’
Riens pakte zijn reiszak op en vertrok richting Schelluinen.