Op de Baanhoek in Sliedrecht
Designed 2016 by Leen.zelf
Pagina van L1 en A3 van Wingerden
Voetballen

Wie heeft er niet een zoontje of neefje die een topvoetballer wil of wilde worden. We hebben allemaal wel eens bij zo’n manneke langs de lijn gestaan. Misschien hadden we zelf wel in onze kinderjaren die droom. Een carrière maken in de voetballerij. Het voorbeeld was dan Johan Cruijff, of zoals je wilt voor de oudere, Abe Lenstra. Je stond dan als oudere te kijken hoe dat elftal van enthousiaste jongetjes achter de bal aanholde. Werd de bal naar voren gespeeld dan rennen ze er met z’n alle achteraan. Als je geluk heeft dan blijft het keepertje nog net in zijn eigen zestien meter gebied tot vreugde van de trainer. De trainer heet op dat niveau nog gelukkig de begeleider. De begeleider doet er alles aan om het elftal met elkaar te laten spelen, er een team van te maken.
Maar in het enthousiasme van het spel vergeten ze weer dat ze een plaats in het elftal hebben, een plaats waarop ze spelen, de verdediger hoort te verdedigen en zijn plaats is achter op het speelveld. De aanvaller moet aanvallen en speelt dan ook in de voorhoede. Maar langzaam komt er een leerproces opgang en wanneer de kleintjes groter worden en in een hoger elftal komen te spelen, dan ziet de trainer vooruitgang. Als vanzelf komt het besef dat er een plaats verdiend moet worden. De trainer stuurt en zet de lijnen uit voor het elftal, de spelers worden voetballers met ervaring. Ervaring die opgedaan is door jaren lang spelen en luisteren naar begeleider en trainer. Het met zijn allen achter de bal aanhollen is er niet meer bij, ze kennen hun plaats in het team. In de jaren is de speler gegroeid in het spel, was hij eerst het snelle jongetje die zo vreselijk hard kon lopen en daardoor als vanzelf in de aanval terechtkwam, als hij wat ouder geworden is dan is hij misschien wel door zijn inzicht de spelverdeler geworden en door de trainer opgesteld is in het centrale middenveld.
Soms moet de trainer dan opeens weer een speler terug roepen die in zijn enthousiasme zijn plaats vergat. Jaren en jaren gaan voorbij, dan ineens zin we het jochie weer terug. Zag je hem jaren geleden nog met al zijn teamgenootjes achter de bal aanrennen, met tien ventjes naar voren, dan weer met tien ventjes naar achter. Na jaren zie je hem in de plaatselijke krant terug. De kop van de sportpagina springt er uit ‘Onze club is kampioen’. Op de foto ernaast zien we de speler die we van kind af aan gevolgd hebben. Het team gaat een klasse hoger spelen. De prestatie is geleverd en het resultaat is dat er een nieuwe uitdaging ligt. Proberen weer een klasse hoger te gaan spelen. Op naar het volgende kampioenschap, op naar de top. De afgelopen jaren is Discom wel eens vergeleken met een voetbalelftal. Die vergelijking gaat zeker op als het gaat over inzet, begeleiding en teamwork. De eerste jaren mogen best vergeleken worden met de pupillen. Bij Discom gaan werken was voor mij net als dat jochie van zeven jaar dat het voetbalveld opgaat. Thuis in de tuin tegen een bal schoppen gaat al snel maar in een team spelen is toch wat anders.
Het team bij Discom was nog niet zo groot maar je moet wel meespelen. We waren nog pupillen met een trainer met kennis van zaken. Hij wist te motiveren zodat overwinningen werden behaald. Steeds ging het een stapje hoger. Nieuwe uitdagingen werden gezocht en als er goed gespeeld was gaf de trainer een schouderklopje. Het waren niet altijd overwinningen, en we werden niet altijd kampioen, er moet ook wel eens een pas op de plaats gemaakt worden. Dan komt de deskundigheid van de trainer om de hoek kijken. Vergelijk dat eens met de elftallen eredivisie, de trainer die volhoud in minder goede tijden en ook dan de moed en motivatie erin houd, die mag zich en toptrainer noemen.
Natuurlijk zijn er in de loop van de jaren wisselingen geweest in het team. Nieuwe spelers komen er bij en andere spelers gaan naar een nieuwe club. Steeds is het team compleet geweest altijd konden we spelen. En er kwamen ook wel eens spelers bij die achteraf niet in het team paste, hetzelfde gebeurt in de voetballerij, de speler komt op de reservebank terecht en moet proberen om een basisplaats te veroveren. Ook dat is voor gekomen bij Discom, spelers die op de reservebank plaats moesten nemen omdat hun spel niet aan de verwachtingen voldeed. Gelukkig is dit maar een paar keer voor gekomen dat een letterlijk thuis op de bank kwam te zitten. In de andere gevallen zijn nieuwe spelers snel in de groep opgenomen en op de juiste plaats terechtgekomen om aan het spel deel te nemen en zo hun, om in voetbaltermen te blijven, beste beentje voor te zetten. Ik heb in de jaren al heel wat spelers zien komen en gaan, spelers soms die rechtstreeks uit het jeugdelftal kwamen maar ook geroutineerde spelers die bij een topclub vandaan kwamen. Ook verschillende trainers en begeleiders hebben er aan bijgedragen de club vooruit te krijgen. Van de een leerde je meer en gemakkelijker dan van de ander. De trainers hadden dan ook niet allemaal de trainerscursus gevolgd die tegenwoordig verplicht is voor topclubs.

Gaat de vergelijking tussen Discom en een voetbalelftal helemaal op? Laten we het eens punt voor punt bekijken. Trainer en leidinggevende lijkt mij een vergelijking die wel opgaat even als het team van spelers met het team van Discom, we willen allen winnen en vooruit komen. Aanvallers en vertegenwoordigers, de mensen die het eerst met de tegenpartij in aanraking komen, zij leveren het gevecht om de scoren, het punt dat telt, de order die binnen gehaald moet worden. Waar staat de keeper in het spel, hij moet voorkomen dat de tegenpartij scoort, met wie kunnen we die vergelijken. Waarmee moeten we eigenlijk de score van de tegenpartij vergelijken? De klacht van de klant, de concurrent misschien? De verdediging, waarmee vergelijken we die? Laten we het eens van de andere kant benaderen. De bal vergelijken we met de order die gescoord is door de vertegenwoordiger. Hij rolt door het veld, dat ik vergelijk met de werkplaats. De aanvoerder geeft zijn aanwijzingen op het middenveld, de bal is onze aanvallers reeds gepasseerd, een ieder op het veld kent zijn plaats, we hollen niet meer als de pupillen met z’n allen achter de bal aan. Als dan de bal in onze verdediging terechtkomt moet er alles aan gedaan worden om te voorkomen dat de bal verkeerd terechtkomt. De verdediging moet samenwerken. De keeper voorkomt dat het mis gaat. Is de keeper dan toch diegene die het laatste contact met de bal heeft? Is dat misschien de logistieke afdeling die voorkomt dat de bal in het verkeerde doel terechtkomt? Alle teamgenoten moeten nauw samen werken om te voorkomen dat er fouten gemaakt worden, het komt aan om de bal daarheen te spelen waar een medespeler er wat aan heeft.
Een voorzet moet opmaat gegeven worden. De verkoper moet zo de bal toegespeeld krijgen dat hij alleen maar het laatste tikje behoeft te geven. De juiste tekening of berekening, de prijs moet goed zijn gebaseerd op de juiste voorcalculatie en inkopen. Is het de schuld van de keeper als de bal in het net achter hem verdwijnt of heeft de verdediging er mede verantwoording voor? Wie neemt het de keeper kwalijk als hij een penalty niet kan stoppen? Zonder dat een andere speler er invloed op heeft komt de bal vanaf de stip op hem af. In een fractie van een seconde is de bal bij hem. Kun je het de logistieke speler kwalijk nemen als er een klacht komt van de klant over een product waar hij niet op kan reageren. Anders wordt het als er een muur neer gezet wordt bij een vrije schop. Alle spelers die niet voor een kleintje vervaard zijn stellen zich op tussen bal en hun keeper en doen er alles aan om een score te voorkomen. Zo proberen we met het team de opmerkingen te voorkomen die een klant zou kunnen maken. Waar plaatsen we in het vergelijk de tekenaar, het secretariaat, telefoniste, inkoper, engineerder, de administratie of ga zo maar door? Het zijn teamleden die je niet kan missen maar niet een naam ken geven in het vergelijk. De bal gaat ook via deze spelers en ook zijn zullen de juiste pass moeten geven. Een ding is zeker, geen van de basisspelers kennen gemist worden, de reservebank moet wel eens worden aangesproken maar als er een topprestatie geleverd moet worden, moeten we het doen met onze topspelers.

Ongelukken

In al de jaren dat ik bij Discom werk is het met ongelukken best meegevallen. Ik bedoel dan met ongevallen op het werk of die in ieder geval direct met het werk te maken hebben. Er was een collega die zijn knie verdraaide tijdens een voetbal partijtje op koninginnedag en daar door een week of 20 uit de running was. Buiten deze ‘privé’ ongevallen om hebben we tot nu toe geluk gehad. Als ik terug denk aan de scheepswerf waar ik werkte of bij bedrijven waar we uitgeleend waren, daar hebben we wel eens vroegtijdig het werk stop moeten zetten omdat er een dodelijk slachtoffer was gevallen tijdens werkzaamheden aan boord. Het is in de eerste jaren gebleven bij wat brandblaren en kneuzingen. Wel herinner ik mij nog een voorval waarbij Leen van de Linden klem kwam te zitten tussen twee stukken ijzer die echt niet meegaven. Dat ging als volgt.
We moesten aan boord van een sleepboot een roer plaatsen. We hadden samen het roer onder de boot gesjouwd. Het ding woog zo’n tweehonderd kilo en moest met behulp van wat stukken hout omhoog gewerkt worden. Er was geen ruimte om met een takel te werken. Na veel gezwoeg en gesjouw hadden we de as van het roer de hennekoker ingekregen. Nu was het zaak om het roer naar boven te krijgen. Leen ging naar binnen om een oogbout in de as te draaien om de as met een takel verder omhoog te takelen. Op het moment dat het roer op de goede hoogte was getakeld riep Leen,’ Hou jij beneden met een stuk balk het roer omhoog dan maak ik de takel los en schuif de lagers er overheen’. Ik snapte precies wat hij bedoelde, we hadden dit meer gedaan. Ken je voorstellen hoe zwaar zo’n roer gaat wegen als je met een houten balk, gebukt onder het vlak van een boot, een gewicht van tweehonderd kilo omhoog moet houden? Na een paar minuten droop het zweet me in de ogen en ik had al een paar keer naar boven geroepen of dat Leen klaar was. Omdat ik maar geen antwoord kreeg dacht ik dat hij mij niet hoorde en ik hem niet. Voorzichtig liet ik de balk en dus ook het roer zakken, ik dacht dan kom ik er vanzelf achter of dat Leen het lager al heeft gemonteerd. Heel langzaamaan kwam het roer naar beneden totdat er een verschrikkelijke kreet klonk uit de achterpiek. Ik kon hem toch wel horen bleek het achteraf. Hij was klem komen te zitten tussen het lager en de as. Zijn vinger was geplet en Leen was enkele dagen alleen geschikt voor kantoor werk.

Zelf ben ik ook eens een paar weken uit de roulatie geweest. We waren op een dag aan het werk op een parlevinker die we in Gorkum aan het afbouwen waren. Samen met Wout hadden we die morgen het werk verdeeld, hij ging aan het werk in de achterpiek en ik zou de machinekamer opruimen. De inbouw was op een haar na klaar, er moesten nog een paar kleine dingen gedaan worden en dan konden we gaan proefvaren. Wie het eerst met zijn werk klaar zou zijn zou in de voorpiek nog wat overtollig ijzerwerk verwijderen. Na een paar uur was de machinekamer klaar en ik dacht dat Wout nog bezig was in de achterpiek. De brander lag al in de voorpiek en ik pakte mijn aansteker om de brander aan te steken. Met een enorme knal klapte de brander uit elkaar. Mijn overall in de fik en na deze gedoofd te hebben probeerde ik zo snel als mogelijk was bij de kraan te komen. Koud water er over dat was het enigste wat zou helpen.
Op weg naar de kraan kreeg ik mijn handschoen uit en zag de blaren al op mijn hand verschijnen. De kraan bleek ook nog afgesloten te zijn want het had die nacht gevroren zodat ik bij de buren van het bedrijf aan moest kloppen om wat verkoeling te zoeken voor mijn hand. Ik was door die afgesloten kraan natuurlijk te laat om goed te koelen en was dan ook aan de beurt om achterstallig kantoor en tekenwerk te doen. Drie weken heeft dat geintje geduurd want er kwam een ontsteking bij. Achteraf bleek dat Wout al bezig was geweest in de voorpiek maar hij moest een nieuwe binnenpit voor de brander halen en had om te voorkomen dat de buitenpit kwijt zou raken deze er weer opgedraaid.

Wat hebben we nog meer voor ongevalletjes gehad? Ik herinner me nog van een collega die de gewoonte had om tijdens het boren tegen de krullen te slaan zodat ze braken en daar door niet zo lang werden dat ze tegen zijn overall kwamen. Verschillende malen hadden we er wat van gezegd: ‘doe dat nu niet Jan, straks word je handschoen door zo’n krul gegrepen en dan draai je zelf om de boor heen, pak een stuk hout om de krullen te breken’. ‘s Avonds om negen uur moest hij nog een paar gaten boren toen wij weggingen. Hij wilde perse de klus afmaken. De volgende morgen belde hij op terwijl we nog koffie zaten te drinken om halfacht: ‘ik ben gisteravond gestruikeld en tegen de draaiende boor gevallen, mijn vinger gebroken en ik ben nu de eerste 6 weken niet in staat om te komen werken.’ Ja, ja, gevallen tegen een boor, we dachten daar wat anders over maar juist in die drukke tijd misten we weer een collega.

‘Ik ga de rommel opruimen voordat de boot naar buiten getakeld wordt, als jij de laskar van boord haalt en de branderset dan gaan we vandaag vroeg naar huis’ zei Leen tegen mij, ‘Ik sla dat stukje vierkant los dan is de buiten kant klaar.’ Met een bankhamer gaf Leen een geweldige klap op dat stuk ijzer in de overtuiging dat het aan beide zijde goed vast gehecht was. Hij zat dan ook verbaast te kijken toen het stuk ijzer direct wegschoot.
Ik stond bij de kop van het schip en zag het ijzer de lucht in schieten en ook weer naar beneden komen. Ik bukte mij om te kijken waar het bleef want de klap bleef uit waarmee zo’n stuk ijzer meestal mee op de grond terechtkomt. Het was ook niet op de grond terechtgekomen maar rechtstandig op Leen zijn hoofd. Voorzichtig keek hij naar links en rechts of dat niemand het had gezien. Dat bleef niet lang onopgemerkt het bloed stroomde langs alle kanten van zijn hoofd.
Ik bracht hem naar de EHBO post van het bedrijf waar we werkten en daar werd hij verbonden. Het bleek dat er een slagadertje was geraakt want het wilde niet stoppen met bloeden, ergo, het snelverband wat onder zijn kin zat vast geknoopt gaf hem een aanblik van Saartje die door Swiebertje een gat in haar hoofd geslagen was. Ik bracht Leen naar de plaatselijke arts, die tevens zijn huisarts was, die met een paar krammen de wond hechtte zodat we na een half uur weer door konden. Nu zou je denken een paar hechtingen dat is toch geen ongeluk dat het vermelde waard is, wie heeft er nu niet een paar hechtingen opgelopen op zijn werk. Dat is ook zo, niet de hechtingen is het vermelde waard maar het verwijderen daarvan. Tien dagen na het voorval melde Leen zich weer bij zijn huisarts om de hechtingen te laten verwijderen. Drie keer trok Leen een pijnlijk gezicht en voordat hij naar zijn werk ging nam hij eerst een douche. Tien dagen je haar niet goed kunnen wassen terwijl je werkt aan boord van een schip vol stof en vuil is geen pretje. Na heerlijk te hebben gedouched kamde Leen zijn haren voor de spiegel. ‘He, hè dat frist op.’ Met de laatste haal schoot de kam uit zijn hand en de kreet die hij slaakte was bij de arts te horen. Er was een hechting blijven zitten, de arts had er een vergeten en die had Leen zelf met de kam verwijderd.

Het voorval wat de meeste indruk op mij heeft gemaakt was toen een jongen die nog maar enkele maanden bij Discom werkte met zijn hand op de kantbank leunde terwijl zijn collega, niets vermoedend, probeerde een plaat ijzer haaks om te zetten. Maanden is de knul uit de roulatie geweest. Onvoorzichtig, onoplettend, of onervaren. Oorzaken van ongelukken of ongelukjes zijn meestal niet te achter halen. Geluk, dat is zeker, gelukkig zijn we van geluk niet afhankelijk. Met alle mogelijke middelen kunnen we geluk afdwingen maar veiligheid moet voorop staan ook al staan we er niet altijd bij stil.

Water lekkage

Het was net na de bouw van de huidige loods aan de Baanhoek dat op een dag de controleur van het waterleidingbedrijf de meter stand kwam opnemen. Nu is er in de loop van de jaren nog al eens gebouwd en verbouwd op het terrein. De ‘villa’, waar we het kantoor hadden ingericht, was het eerste pand wat op het terrein waar een watermeter was geplaatst in de jaren zestig. Daar vanaf waren alle uitbreidingen aangesloten op de waterleiding. De loods waar Kooiman nu zit, Buitendijk maar ook Discom. De man kon er geen wijs uit worden.
Ik had tijdens de bouw het een en ander opgestoken van het leidingwerk onder het terrein en ik werd dan ook verzocht om deze man de hoofdmeter te tonen zodat de stand opgenomen kon worden. Na wat gezoek in oude tekeningen kwam ik uit in de ‘villa’. ‘Ik geloof niet dat je hier moet wezen, volgens mij komt de hoofdleiding bij de andere loods binnen’ zei Joop, ‘Zoek maar even maar ik denk dat je hier verkeerd zit. Ik ben even weg, kijk maar of je de meter vindt’. Ik was overtuigd dat ik op het goede spoor zat.
‘Hier onder de vloer moet de meter zitten’ zei ik, ‘Ik moet even kijken waar het toegangsluik zit, dan kunnen we onder de vloer’. In de hal, naast het kopieerapparaat, vonden we het luik en na wat heen en weer wrikken met de grendel ging piepend het luik omhoog. In geen tien jaar was blijkbaar de stand opgenomen. Alles zat vast geroest en onder de spinnenwebben en het stond tot op tien centimeter van de vloerbalken vol met water. ‘Ik kom op een andere keer nog wel eens terug’ sprak de man, ‘Ik heb mijn duikersuitrusting niet bij me. Volgende jaar betaal je maar voor twee jaar, in de tussen tijd ken je de kelder leeg pompen en kijken of de meter er werkelijk zit’.
Het zal geen week later geweest zijn dat Joop het kantoor uit liep op weg naar de werkplaats. Het leek wel of de grond onder hem wegzonk. Hij stond tot over zijn knieën in de prut. Alle grond voor het kantoor was verzadigd van het water.
De hoofdleiding was gevonden… en gesprongen.

Slapen

Op het terrein in Baanhoek was in die dagen een familiebedrijf gevestigd. Een stacaravan deed dienst als kantoor en kantine. Omdat tevergeefs geprobeerd was om ieder bedrijf dat er gevestigd was een eigen huisnummer te geven was er een klein probleempje met de post. Alle post voor nummer 196 werd bezorgd op kantoor in de ‘villa’. Iedere middag werd de post van dit bedrijf opgehaald door de vrouw van de eigenaar. Op een dag moest een van onze kantoormedewerkers naar de werkplaats en zag de post voor haar nog liggen. ‘Ik ga toch naar achter, ik geef het wel even af dan maak ik gelijk nog een praatje met haar’. Het was altijd gezellig daar in die caravan. Het gaf niet wanneer je aan kwam lopen, altijd tijd voor een praatje en meestal hing er een walm sigarettenrook en rook je de patat lucht van de avond daarvoor. Drie treetjes moest je op om binnen te komen. Op de onderste tree kwam hij er al achter hoe het kwam dat ze de post nog niet had opgehaald. Languit lag ze te slapen op de vloer en dat ze sliep daar was geen twijfel over mogelijk het leek wel een houtzagerij. Met haar kleindochtertje, waar ze die dag op paste, in de armen deed ze haar middagdutje, een echt familiebedrijf.