Vervolg van de Leemansstraat
Designed 2016 by Leen.zelf
Pagina van L1 en A3 van Wingerden

En omdat we als overwerkte geen koffie maar limonade of een pilsje dronken als het warm was kwamen we er pas na zes weken erachter dat de koffiepot nog steeds aan stond sinds de ochtend dat we naar Stellendam vertrokken. Het leek wel of dat er asfalt in de koffiepot zat, we hebben het ding dan ook maar gauw weggegooid..

In die tijd dat we daar in Stellendam werkten reed Wout in een Lelijke Eend. We moesten om zeven uur beginnen en reden dan via de oude Spijkenisser brug. Dan had je het minst last van files, maar terug naar huis ging het via de Grevelingendam. Als we moesten tanken deden we dat in Oude Tonge. Daar had je een tankstation die ‘bemand’ werd door alleen maar meiden van rond de twintig jaar. Het was zomer en mini in de mode dus het was daar altijd druk. Zelf tanken was toen nog niet zo algemeen. De meiden tanken en we hadden altijd een vuile voorruit die nodig schoon gemaakt moest worden. Na een aantal weken hier getankt te hebben moest Wout zo nodig bij een ander tankstation gaan tanken, net over de Grevelingendam, in de buurt van Numansdorp. Op mijn vraag waarom we niet meer bij de ‘meidenpomp’ gingen mompelde hij iets vaag over kwaliteit van de benzine en punten. Ik dacht dat hij het over contactpunten had.
Op een middag zei Wout toen we uit Stellendam reden: ‘we moeten nodig tanken anders halen we Sliedrecht niet.’ We kwamen in de buurt van Oude Tonge en ik merkte op: ‘laten we bij de meidenpomp stoppen dan kan ik gelijk shag kopen.’ Maar nee, Wout wilde weer door naar Numansdorp. Tegen de brug over het Haringvliet begon de auto al te haperen en we zagen ons al langs de snelweg lopen met een jerrycan. Op de laatste druppel benzine zijn we de afrit naar de pomp opgereden. Precies voor de pomp sloeg de 2CV af. Helemaal opgelucht omdat we het gehaald hadden werd er getankt en Wout ging naar binnen om af te rekenen. Ik mee voor shag. Wat bleek er nu, Wout tankte daar omdat je daar gratis bierglazen kon krijgen voor een volle spaarkaart. En die middag zou de kaart vol komen en Wout zijn fel begeerde glazen krijgen. De rest van de terugreis heeft Wout gezwegen. De actie was al een dag eerder afgelopen en de glazen waren op.

De arbeidsinspecteur

In de begintijd van Discom kwam er met een vaste regelmaat een controleur van de Arbeidsinspectie in de werkplaats kijken of er veilig gewerkt werd. Op de arbeidsinspectie is niets aan te merken. Ik vind het een dienst die onmisbaar is. Hoeveel gevallen van onveilige situaties zullen ze niet opgespoord hebben en hoeveel ongevallen voorkomen. Maar dat deze dienst nu steeds deze Kees naar ons moest sturen is mij niet duidelijk. Verschrikkelijk, wat een moeilijk mens werd dat. Met nadruk zeg ik moeilijk werd hij. In het begin was deze Kees een man die je op de fouten in de werkplaats wees: ‘je moet de rommel in de loods eens opruimen, vandaag of morgen breek er iemand hier nog een been’. Daar kon ik dan niets tegen in brengen, het was er een puinhoop zo af en toe. Als we de boel dan weer schoon gemaakt hadden bleek hij altijd weer wat anders gevonden te hebben. ‘De klepjes op de stopcontacten ontbreken, verlengsnoeren mogen geen slijtplekken vertonen, de pennen van de stekkers zijn scheef’. Altijd kon hij wel weer iets vinden waarop of aanmerkingen over te maken waren.
Nadat we zo een aantal maanden bezig waren geweest met reparaties van elektra zagen we toch dat er verbetering kwam in de loods, je werkte prettiger, alles was heel en schoon. Nogmaals, deze Kees was geen verkeerde vent, je kon van hem wat leren over veiligheid. Je kon hem goed aan de praat houden door hem allerlei vragen te stellen over veiligheid. Maar nadat hij bij ons gezien had dat we er serieus werk van maakten, ging hij zijn werkterrein verleggen. Hij ging op zoek naar een andere onveilige werkplaats. Die had hij snel gevonden. De buurman van Discom, was aan de beurt. Binnen de kortste keren was de man overspannen. Had hij bij Discom het personeel langzamerhand meegekregen in het veilig werken, bij de buren kreeg hij geen poot aan de grond. Alles wat Kees voorstelde deugde niet, kostte geld en tijd, kortom Kees kwam iedere keer dat hij bij de buren vandaan kwam zijn nood klagen bij ons.
‘Wat is dat hiernaast voor een bedrijf?’ vroeg hij op een keer toen we in de kantine aan de koffie zaten. ‘Och’, zei ik er in een dolle bui prompt overheen ‘Ze zijn hun zaak begonnen in de Middeleeuwen en zijn nog niet toe aan jou industriële revolutie’. Dit viel niet in goede aarde en toen een collega nog opmerkte dat we geen tijd hadden voor veiligheidssmoesjes en weer aan het werk moesten omdat we anders die avond weer moesten overwerken, viel hij uit: ‘laat dan maar eens jullie overwerk vergunning zien’. ‘Die hebben wij niet nodig,’ zei Wim ‘Wij zijn een scheepsreparatiebedrijf die kunnen 24 uur per dag opgeroepen worden’. ‘Oké,’ zei Kees ‘Dan ga ik nu eerst eens kijken of dat ik nog wat kan vinden wat niet deugt in de werkplaats’. Hadden we Kees maar nu niet zo uitgelachen met zijn beslommeringen bij de buren, hij was opeens een heel andere kerel geworden. Om de veertien dagen kwam hij nu langs en na eerst bij de buren geweest te zijn kwam hij daarna bij ons.
Op een vrijdagmiddag, het was om een uur of vier, was hij klaar in de werkplaats en had eigenlijk niets kunnen ontdekken om opmerkingen over te maken zei hij: ‘hebben jullie eigenlijk wel sanitaire voorzieningen. Nu had ik net een uur voor die tijd de wasbak opgeruimd. Deze wasbak was in het washok met het kantoortje en kantine helemaal scheef gezakt en zodoende bleef er altijd aan de ene kant zo’n 5 cm water staan. Dus met een gerust hart trok ik de deur open van de wasplaats. ‘Kijk eens Kees, ziet dit er nu niet netjes uit?’ Hij knikte instemmend en net toen ik dacht dat Kees weer een beetje toegeeflijker werd trok hij de deur open naar het toilet.
Dit had hij beter niet kunnen doen. Hier heeft hij weken last van gehad. Dit was een grote, gore smeerboel. Ik had al eerder vermeld dat Siem een kaars in de WC had geplaatst omdat de elektrische bekabeling verbrand was. Deze kaars had langs de muur staan roeten. En in de schemer werd er nog wel eens naast de pot gepiest en met een beetje modder aan je schoenen knapt het daar echt niet op. Hier en daar lag ook nog een verdwaald velletje toiletpapier en een lege rol. Met een klap gooide Kees de deur dicht, en riep kwaad: ‘zulke goorlappen ben ik op de hele Nijverwaard nog niet tegen gekomen. Volgende week moet het in orde zijn anders sluit ik de hele tent’.
Een week later was ik even een paar straten verderop een plaat ijzer wezen knippen, we hadden zelf nog geen knipschaar, toen Kees gearriveerd was maar er niemand aantrof. Ik was alleen aan het werk geweest, Wout en Wim waren op karwei in Hardinxveld. Met het plaatje ijzer onder mijn arm kwam ik eraan gewandeld. Het was midden in de zomer en naast Discom was er een zaak gevestigd die reclameborden maakte. Een van de werknemers was met dat mooie weer buiten aan het werk getogen en stond met een verfspuit een bord groen te spuiten. ‘Joh’ zei ik tegen hem, ‘Die beige Mercedes die hier staat wordt ook groen’. Hij lachte wat en zei ‘Ik heb, nog voordat ik mijn verfspuit opgezocht had, tegen de bestuurder gezegd dat hij beter de auto ergens anders kon zetten maar hij wilde niet luisteren, dus moet die het zelf maar weten’.
Nou hij heeft het geweten. Toen ik de hoek van de loods om kwam zag ik Kees staan. ‘Goedemiddag Kees’ zei ik vriendelijk, ‘Lekker weertje om vandaag eens een inspectie uit te voeren bij Discom’. Hij bromde: ‘als het niet wezenlijk beter wordt moet je maar je directeur inlichten dat het hier binnenkort afgelopen is’. Ik had die middag maar een vraag voor hem: ‘Kees is die beige Mercedes van jouw die hier om de hoek groen gespoten wordt?’ Hij knipperde even met z’n ogen, begon helemaal te beven, trok wit weg en met een gil die door merg en been ging vloog hij de hoek om. Sinds die tijd hebben we geen controle meer gehad maar Kees heeft wel de basis gelegd voor veilig werken.

Vertegenwoordigers

Als ik het mij goed herinner was de eerste vertegenwoordiger, die op uitnodiging van Discom, in de loods kwam een zekere meneer Nijs. Hij vertegenwoordigde een zaak uit Dordrecht dat gereedschap en bevestigingsmaterialen verkocht. Met Nijs was een afspraak gemaakt dat hij de materialen die op diverse stellingen lagen aan te vullen zodat we daar geen omkijken naar hadden. Dit werkte tot volle tevredenheid van beide kanten. Een maal in de week of veertien dagen kwam hij langs met zijn auto en werden de rekken weer gevuld. Op een zekere dag kwam Nijs weer langs en zie: ‘jongens, dit is de laatste keer dat ik langs kom met bouten en moeren.’ ‘Waarom dan’, vroeg Wout, ‘Heb je een andere werkgever gevonden?’
Dat was niet het geval maar hun bedrijf werd groter en had een eigen besteldienst gekregen zodat Nijs niet meer de goederen kwam afleveren. Vol trots vertelde hij dat er voor hem een nieuwe auto was besteld die speciaal ingericht was voor het bezoeken van bedrijven. Inderdaad, 2 weken later kwam hij met een nieuwe bestelwagen het terrein op rijden. Alles blonk in de zon, in die tijd had je nog bumpers van chroom en toen Nijs was uitgestapt en een paar spatten van de bumper had weggeveegd, nodigde hij ons uit om eens achter in de auto te kijken. ‘Jullie zijn de eerste klant die de auto te zien krijgen. Kijk eens het lijkt wel een kantoor in mijn auto. Ik heb er heel wat uurtje van mijn tijd in zitten’ Het was een lust om te zien, alle ordners stonden netje in vakjes opgeborgen en Nijs vertelde dat hij nu alle informatie bij hem had die de klant maar aan hem kon vragen.
Wat voor merk of type de auto was dat weet ik niet meer maar het was een juweeltje om te zien. ‘Ik moet nu gaan’ zei Nijs, ‘Er zullen nog wel meer klanten mijn nieuwe auto willen bewonderen’. Hij stapte in z’n auto en met flink wat gas erbij schoot de auto achter uit het terrein af. Tenminste, helemaal van het terrein af kwam hij niet. Met een enorme dreun klapte de auto op een lantaarnpaal. Deze verdween tot aan de ordners in zijn ‘kantoortje’. Een maand lang hebben we hem niet gezien, toen kwam hij weer maar zijn ‘kantoor’ is nooit meer geworden als het geweest was.

De weg kwijt

Het was op een mooie zomerse dag we, aan de overkant van de straat in het gras, koffie zaten te drinken er een mooie nieuwe Mercedes stopte. Een jongeman van een jaar of 25 stapte uit en kwam op ons toegelopen. Duidelijk een vertegenwoordiger. ‘Weten jullie mij te vertellen hoe ik bij Genko kan komen’? vroeg hij. Het werd even stil, we zaten recht tegenover de loods van Genko. Een reclamezuil, van z’n meter of vijf, verrees achter de man omhoog. Hoe dat Siem, die ook bij ons koffie zat te drinken, zo snel van zijn verbazing was bekomen dat weet ik nu nog niet maar hij begon de man uit te leggen hoe hij moest rijden.
Met stijgende verbazing hoorde wij het aan. ‘Eerst keren, dan aan het einde van de straat rechts, 1e straat rechts, kruisig oversteken, einde van de straat links, 1e links, volgende splitsing links, doorrijden over de kruising en daar voorbij 1e rechts. Daar zul je wel een paar kerels zien zitten met een blauwe overall aan met daarop de naam Genko op hun rug. ‘t Is lunchtijd dus zullen ze wel buiten zitten eten.’ Nadat de man de routebeschrijving een keer of zes had herhaald en aantekeningen had gemaakt stapte hij in zijn Mercedes en vertrok. Wij proestten het uit. ‘Siem hoe kom je er zo snel op, waar heb je die man in vredesnaam naar toe gestuurd?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Naar Genko, let maar op, als hij het goed onthouden heeft komt hij er zo weer aan. Ik verwacht een vertegenwoordiger van filtertechniek. Misschien was hij dat wel.’
En inderdaad na 5 minuten kwam de Mercedes weer de bocht om. De jongens van Genko draaiden zich met de rug naar de auto toe, daarop stond met grootte letters GENKO te lezen. Het portier werd open gegooid, de man vloog naar buiten en brieste: ‘wat zijn dit voor rot geintjes? Weten jullie wel wat ik per uur kost? Als ik op de weg zit moet je wel op FL 100, - per uur rekenen.’ Met een stalen gezicht antwoordde Siem: ‘je hebt ons vieren een kwartier aan de praat gehouden met je gevraag over de weg naar Genko, dat kost je 1 uur van FL 125, Kunnen we direct afrekenen of geef je straks korting op je filters?’
Of dat hij de korting gekregen heeft weet ik niet meer maar jaren later toen we op de Baanhoek filters nodig hadden voor Aggreko containers heb ik de man nog eens ontmoet. Ik herkende hem eerst niet. We raakte in gesprek over de relatie Genko en Aggreko en hij wist te vertellen dat Genko vroeger in de Leemansstraat gevestigd geweest was. Toen wist ik het opeens weer en vroeg hem: ‘weet je hoe je moet rijden om bij Genko te komen nu ze verhuisd zijn met de zaak? Het kost je wel FL 125, - per uur als ik je de route via het industrieterrein moet uitleggen.’ Mij herkende hij eerst niet meer maar na een poosje begon het hem toch weer te dagen en we hebben er nog flink om gelachen.

Aanhangwagen.

Ik reed in die tijd met een Opel Kadett. Dit was nu niet bepaald een auto om lengten hoekijzer in te vervoeren dus werd er een aanhangwagen gekocht. Van de eerste kennismaking met de onwillige kar heb ik reeds verteld. Ik was bijna verongelukt met de takel. Op een zekere dag moest ik een dieselolie tank maken in een 20 feet container. Er was nogal haast bij en ik ging zelf de platen halen in Hardinxveld. 15 platen van 3.0 x 1.5 meter en 4 mm dik. Dat moest kunnen en ik ging op weg met wat spanbanden naar van Noordennen in Hardinxveld. Met een kraan werd het stapeltje platen in de kar gelegd. Ik vond wel dat de kar een heel eind zakte. Langzaam ging het op Sliedrecht aan. Ik kon niet harder dan 30 km want dan begon de kar een eigen wil te krijgen
Ik was expres via de polder gegaan want daar komt weinig verkeer. Wel reed de politie daar en moest ik naar de kant. ‘Wat weegt zo’n plaat ijzer?’ Vroeg hij bars. ‘Ik denk 50 kg per stuk’ antwoordde ik. Na wat gerekend te hebben moest hij alle papieren zien en werd de aanhanger grondig aan een inspectie onderworpen. Er klopte werkelijk niets van. Geen veiligheidskabel, geen borg, licht niet in orde en tot overmaat van ramp zat Leen van de Linden zijn kentekenplaat nog gemonteerd. Tjonge, wat was die man kwaad. Waar haalde ik de lef vandaan om met zo’n oude auto en zo’n ondeugdelijke aanhangwagen op de weg te komen. Wat moest ik daarop zeggen, de man had volkomen gelijk.
Ik telde in gedachte de bedragen van de boete al op en kwam uit in de buurt van Fl 500, Op dat moment kwam over de polderweg een Opel Manta aangescheurd die precies door een plas reed waar wij naast stonden. We zagen er niet uit. De modder droop de agent van zijn pet. Ik was ook zeiknat. De agent sprong in zijn wagen en ging achter de Opel aan. Ze waren te volgen tot aan Giessenburg toen ben ik in de auto gestapt en ben weggereden. Hij had zeker nog niet mijn kenteken opgeschreven want we hebben er nooit meer iets van gehoord.


Transportbedrijf

Naast Discom was een transportbedrijf gevestigd die de meest krakkemikkige vrachtauto’s bezat. Als je verslapen had dan kreeg je de ‘strafauto’ toebedeeld. In deze auto zat absoluut geen luxe, geen radio, ramen die niet goed afsloten, een stoel waarop je het geen twee uur volhield en tot slot moest je een van de honden meenemen. Deze honden liepen ‘s nachts in de garage en konden in de oude vrachtauto slapen. Een van deze honden leefde in de auto en verliet deze alleen om zijn behoefte te doen.
De gehele garage was ondergescheten door de beesten en het stonk dan ook verschrikkelijk. Eens in de twee maanden werd de brandslang bij Discom geleend en werd de garage schoon gespoten. Er kwam dan een golf met olie, poetsdoeken en plastic bekertjes de garage uit en dit bleef dan gewoon bij Discom voor de deur liggen totdat het weg gewaaid was. Op zekere dag, het was warm weer, kwam de lucht van hondenstront je weer tegemoet toen we de loods uit kwamen. Wout, die zich al enkele keren hierover kwaad gemaakt had, stoof op de garage af en brulde de eigenaar toe: ‘als je nu niet die vuile zooi van je opruimt bel ik de politie’. De man, zich op dat moment van geen kwaad bewust, keek op en zei:’ waar heb je het over kerel, wil je de politie roepen? Wacht maar daar komt de politie juist de hoek om’. En inderdaad de man liep naar de politieauto toe en hield deze aan.
De agenten kwamen de bus uit en vroegen wat er aan de hand was, waarop de garagehouder zei: ‘dat weet ik niet, die man daar had U nodig.’ Inderdaad bleek dat hij helemaal niet wist waar dat Wout het over had, want nadat Wout het de politie uitgelegd had keek de garagehouder of hij het in Keulen hoorde donderen. ‘Dus je hebt problemen met die zooi die daar ligt’? vroeg hij Wout. Wij beaamden dat direct. Het stonk verschrikkelijk. ‘Morgenochtend is het weg’ zei hij. Inderdaad al het vuil lag de andere dag aan de andere kant van de straat. Het lag ons uit de weg. Een paar dagen later heeft de gemeente daar een bord neer gezet met daarop: ‘verboden vuil te storten’.

Alleen werken 1

In de begin jaren kwam het regelmatig voor dat op de meest onverwachte momenten er overgewerkt moest worden. Zo ook op een avond belde Siem, van Genko, mijn collega op dat er een vrachtauto met grote H-balken onderweg was die dezelfde avond gelost diende te worden. Als ik dan ook om acht uur er zou zijn, dan was het in een half uurtje gebeurd. Ik ging direct op weg naar de Leemansstraat want er lag nog veel materiaal onder de ‘kraan’. We hadden in die tijd zelf een H-balk aan de dakspanten gehangen met een takel eraan. Een week ervoor was de handtakel vervangen door een elektrische takel maar deze kon alleen nog maar op en neer. Eventueel kon je met veel mankracht een paar meter de takel verplaatsen aan de H-balk maar erg soepel ging dit niet. De manier van lossen ging als volgt. Als er een vrachtauto met platen ijzer gelost moest worden dan werd er een strop om heen geslagen en een paar decimeter opgelicht. De auto reed er onderuit en we lieten de vracht dan op de grond zakken. Daar bleef dit liggen tot dat het verwerkt was of we gebruik konden maken van een heftruck van de buren.
Zo ook die avond. Via een gat in de muur tussen Discom en Genko kon ik bij de sleutel van de loods van Genko komen waar ik de heftruck weg haalde. De schakelaar van de verlichting was ergens achter in de loods geplaatst en omdat ik bang was om een been te breken over de rommel die er in die donkere hoek stond startte ik de heftruck in de donker. Nu was dat niet zo’n beste heftruck, onderhoud en keuring, het bestond wel maar toegepast werd het niet. Oliepeil controleren en koelwater bijvullen was het enige wat er gedaan werd. Ik had de heftruck nog maar enkele centimeters naar voren gereden, of een verschrikkelijk kabaal brak los in de loods. Er vielen allerlei dingen omver en er vlogen blauwe vonken in de rondte. Wat was er gebeurd? Die middag was Siem bezig geweest een fundatie te maken van kokerprofiel 200x150 mm. De fundatie was zo’n 3 meter lang en door het lassen was die wat krom getrokken. Om hem weer recht te maken had hij de fundatie aan een kolom van de loods vastgelast en met de heftruck er spanning op gezet waarna hij de fundatie warm had gestookt. Omdat de handrem van de heftruck niet meer werkte had hij tussen de truck en de muur een paar lege olievaten geplaatst om te voorkomen dat de heftruck achteruit zou gaan. Met een knal knapte de strop tussen heftruck en fundatie, de vaten vlogen in het rond en kast met bouten en moeren die aan de kolom hing kwam naar beneden. De laskar die tussen de fundatie in stond kreeg ook een zwieper en in de lastang zat nog een stuk elektrode die contact maakte en begon te vonken.
Zelden ben ik zo geschrokken als toen. Even dacht ik dat het hele dak van de loods naar beneden kwam. Ik ben van de heftruck gesprongen en naar buiten gevlucht. Ik durfde eerst niet meer naar binnen. Verbouwereerd stond ik om de hoek te kijken toen de heftruck langzaam aan naar buiten kwam. Gelukkig kwam op dat moment mijn collega eraan en scheen met zijn koplampen in de loods. Wat een ravage. Er was nog een bak met afgewerkte olie omgevallen.
We hebben de ergste rotzooi die avond nog opgeruimd nadat de vrachtauto gelost was maar de rest mocht Siem de andere dag doen. Hij wist immers dat we die avond de heftruck nodig hadden. Hij was degene die naar mijn collega had gebeld. Erg moeilijk deed hij niet over het opruimen van de puinhoop, uiteindelijk was de fundatie recht geworden. Ik blijf volhouden dat het laatste rukje nodig geweest is en hem recht heeft getrokken.

Alleen werken 2

We moesten nu snel een goede bovenloop kraan hebben in de loods. Er werd over gediscuteerd en de uiteindelijke beslissing werd, zelf ‘s avonds maken. Er werd aan gerekend en op een achterkant van een sigarendoos getekend. Het zou een enkele bovenbalk worden. Wielkasten werden gemaakt en de bovenbalk besteld. Op een zekere avond vroeg Wout of ik de volgende avond het materiaalrek wilde verplaatsen dan zouden we de avond daarop de kolommen aan de muur bevestigen. Ik wist niet beter of hij zou er die avond ook zijn maar het bleek achteraf dat hij die avond naar school moest.
Het was in de tijd dat er onrust was in Nederland, er was een trein gekaapten school gezet geweest en op die dag was er een bezetting aan de gang in het provinciehuis in Assen. Ik was alleen bezig en om tien minuten voor acht zou ik nog even met behulp van een stuk 2 duimse pijp het rek om wrikken. Dat het tien voor acht was weet ik nog zo goed te herinneren omdat ik even naar het nieuws wilde luisteren hoe dat het was met de gijzeling in Assen. Wat er nu met dat om wrikken mis ging weet ik niet maar het stuk pijp schoot los en ik sloeg mijzelf met die pijp recht in mijn gezicht. De klap kwam zo hard aan dat het zwart voor mijn ogen werd. Het nieuws was voorbij en toen ik weer bij mijn positieve kwam, had ik een lip gescheurd en was ik een tand kwijt.

Alleen werken 3

Op een zekere dag moest ik voor Genko een oude generatorset opknappen. Dit was een set waar tevens een lasgenerator is ingebouwd. De gehele motor was gereviseerd en aan de lasgenerator was ook het een en ander gedaan. De fundatie had ik onderhanden genomen en nu was het nog maar een kwestie van in elkaar monteren. Nu was er aan de bedieningszijde van de set een ronde uitsparing waar een of andere weerstand of anker in geplaatst moest worden. Wat het precies voor een ding geweest is weet ik niet meer maar het was een zwaar stuk. De uitsparing zat op borst hoogte. Het anker woog zo’n 20 kg en paste precies in de uitsparing. Met moeite kreeg ik met zo hoog opgetild en liet het anker op zijn plaats glijden. Nu zat er aan de voorkant een rand aan die over het bedieningspaneel heen paste.
Juist daar kwam nu mijn duim tussen. Een stuk van mijn nagel en het topje van mijn duim zat onwrikbaar vast gekneld. Ik kreeg het anker met een hand ook niet meer omhoog. Wat nu gedaan, het bloedde flink, het deed veel pijn en het zweet stond in mijn ogen. Ik had al een paar keer geroepen aan de jongens van Genko maar die hoorde mij niet want daar stond een generatorset aan de proefstand te draaien. Ik had daar al een minuut of vijf gestaan en het begon me knap te vervelen. Bij de telefoon kon ik niet komen en een ander hoorde mijn niet dus moest ik zelf maar los zien te komen. Op de grond lag een zijkniptang maar ik kon er niet bij. Als ik maar bij die stok kon komen die tegen de muur stond dan kon ik daarmee de tang naar mij toe halen. Met een rolmaat ben ik bezig geweest om de stok te pakken te krijgen wat uiteindelijk gelukte nadat ik, met een hand, een knik in het lint gedrukt had. Daarna was het nog maar een koud kunstje om de tang naar mij toehalen, schoen uit, tang tussen de tenen, omhoog werken en nu knippen. Ik denk dat ik toen eerst nog wel vijf keer geroepen heb maar niemand hoorde mij. Met mijn ogen dicht heb ik nagel en een lap vlees doorgeknipt, en ik was los. Op dat moment gaat de deur open en stapt er iemand van Genko naar binnen om te vragen of hij nog ergens mee kon helpen.

Circus 1

Siem kwam op een dag opgewonden de loods binnen met een of ander blad, de Margriet of Libelle. ‘Kijk jongens,’ riep hij, ‘voor dit circus moeten wij een generatorset leveren. Het is een nieuw circus dat door de TROS wordt gesponsord en uitgezonden op TV. Het heet Bassie en Adriaan.’ Wij hadden daar al wel eens van gehoord, het kwam al enkele maanden op televisie maar Siem had geen TV dus voor hem was het nog nieuw. ‘Dat is leuk,’ zei Wout, ‘Misschien kom jij dan ook nog eens op TV.’ Dat had hij liever niet want hij was er van overtuigd dat de beeldbuis van de TV ongeveer gelijk stond met het oog van de duivel. We spraken hem hierover dan ook aan: ‘dan moet jij zeker ander werk gaan doen Siem. Jij wilt hieraan toch zeker niet werken. Hij reageerde er niet op en weken later toen er een aanhangwagen werd gebracht door Adriaan was hij de eerste die om vrijkaartjes vroeg. Deze Adriaan had de leiding over het inbouwen van de generatorset in de aanhangwagen, en was een leuke joviale kerel. Dit in tegenstelling tot zijn broer Bassie. De generatorset stond al in de wagen ingebouwd toen er een man de auto in klom en tegen Siem begon te mopperen dat alles zo lang duurde. ‘Kunnen jullie niet wat harder werken en ‘s avonds tot negen uur doorwerken? Dit gaat weken duren’ zei de man eerst tegen Siem en later tegen mij: ‘ik ga wel even Chinees halen om zes uur dan kunnen jullie gewoon doorwerken.’ Wij konden de hele vent niet. ‘Wie ben je eigenlijk?’ vroeg ik verbaast aan hem, ‘Heb jij hier wat te vertellen dan? Ik neem hier anders geen orders aan dan van Hans. ‘Weet je wel wie ik ben’? riep hij, ‘Ik ben Bassie.’ Nu had ik wel eens over een Bassie gehoord maar de vent helemaal niet herkent zonder zijn clownspak en fopneus. ‘Welke Bassie ben je dan’? vroeg ik om hem eens flink te jennen, ‘Ik ken helemaal geen Bassie die hier bij Genko werkt.’ De man begon te springen en dansen van kwaadheid, ‘Ik ben Bassie, Bassie van Adriaan. De mede eigenaar van het circus’.
Gelukkig voor hem kwam op dat moment zijn broer de wagen binnen en deze vroeg Bas om iets uit de truck te pakken. ‘Ja jongens, ‘zei Adriaan, ‘Het is een beetje sneu voor mijn broer want iedereen herkent mij maar hij wordt zonder zijn clownspak niet herkend.’ Nadat de wagen afgeleverd was werd er door de TROS 12 vrijkaartjes opgestuurd voor een voorstelling in Dordrecht. Siem is niet mee geweest naar de voorstelling en er werden opnamen gemaakt voor de televisie

Circus 2

Genko had nog een klant die een circus had. De stroomvoorziening was door Genko al eens opgeknapt en voor het ijzerwerk had Hans ons aanbevolen. Alles wat we voor deze man deden was te duur. We hadden de middenmast van de tent al eens opgeknapt voor de man en het heeft maanden geduurd voordat de centen binnenwaren. We zaten dus ook niet te springen op een klus van deze man. Toch kwam hij weer eens langs nu met een tekening voor een tribune. ‘Ik heb weer wat geld over gehouden,’ vertelde hij, ‘En nu wil ik een nieuwe tribune laten maken door jullie. Ik heb gehoord van diverse mensen dat jullie de berekeningen voor deze tribune ook kunnen maken.’
Dat we wel konden rekenen hebben we niet ontkent maar een berekening maken van een tribune welke niet te zwaar mocht worden en bovendien demontabel moest zijn, daar hadden we geen kaas van gegeten en dat zeiden we dan ook. ‘Dat is helemaal geen probleem dan laat ik wel een berekening door een ingenieursbureau maken.’ We dachten dat hiermee de kous af was maar na enkele maanden kwam hij met een kladblaadje met daarop wat maten en afmetingen van profielen. ‘Als je alles maakt van koker 50x25x2 mm is het zwaar genoeg.’ vertelde hij. En na wat heen en weer gepraat over sterkteberekeningen en ingenieurbureaus vertrok hij weer. ‘Jij geloof toch zeker niet dat hier een ingenieursbureau bij te pas is geweest?’ zei Leen, ‘hij bekijkt het maar, we geven hem een prijs op waar die steil van achterover slaat, dan komt hij er niet meer op terug. Morgen bel ik hem een prijs door gebaseerd op kokers van 100x100x10 mm.’
En inderdaad hij was achterover geslagen. ‘Zijn jullie nu helemaal besodemieterd. Ik vroeg niet om een heel nieuw circus, voor een derde van de prijs kan ik het laten maken door een stel Grieken in de Rotterdamse haven.’ Dat moest hij dan maar laten doen. We waren zo met ere van de man af. ‘Hier zien jullie mij nooit weer, ik laat mij niet afzetten!’ Maanden later hoorden we via Genko hoe het afgelopen was met de tribune. Inderdaad had hij de tribune laten maken door een stel zwartwerkers in de haven. Het resultaat was wel dat bij de eerste voorstelling de opening bijna op een ramp uitdraaide.
Vader Abraham was uitgenodigd om de tent aan de gang te krijgen. Een driehonderd dames van de plaatselijke vrouwenbond waren aanwezig en al spoedig stond de tent op zijn kop. Het ging van: ‘Van je hela, hela holala’ en ‘het geeft allemaal niks want wie hold van elkaar’. De dames haakte elkaar in en bij de populaire deun: ‘Van voor naar achter, van links naar re-hechts’, schaarde de hele tribune als een kaartenhuis in elkaar.

Gelukkig is het bij een mededeling van het ANP-radio nieuwsdienst en wat schaafwonden gebleven.

De verhuizing.

Ik ben niet zo goed in het onthouden van data maar ik denk dat we zo’n anderhalf jaar in de Leemansstraat hebben gewerkt. De directie was al een paar maanden druk opzoek naar een nieuwe locatie. Uiteindelijk viel de keus op de Blikstraat. Leen van de Linden en Wout Bunt waren daar wel bekend. Zijn hadden daar in de tijd van Damen gewerkt. We moesten eerst nog enkele bovenloop kranen maken want op 1 stuks na had de vorige eigenaar deze meegenomen naar zijn nieuwe locatie.
Na enkele weken van hard werken kon er dan ook verhuisd worden. Dit hebben we voor het grootste gedeelte zelf gedaan, 1 keer heeft er een vrachtauto gereden met de draaibank en andere grotere machines maar alle kleinere spullen reden we zelf naar de nieuwe locatie. Toen we voor de laatste keer wat op wilde gaan halen in Sliedrecht riep Wout: ‘even wachten Leen, ik moet nog even wat pakken.’ Hij kwam met nog iets aanlopen en stapte in, sloot het portier, en we vertrokken nog een maal naar Sliedrecht. We waren nog niet halverwege Hardinxveld en Sliedrecht op de A15 of er begonnen diverse auto’s te toeteren en dwongen ons te stoppen op de vluchtstrook. Er waren vier auto’s achter ons gestopt. Verbaasd stapte ik uit en vroeg wat er aan de hand was. Nou, kom maar eens kijken’, riep er een. Onder de grill en aan de zijkant onder het portier zaten allemaal krassen en deuken. ‘Wat hebben wij hiermee te maken?’, vroeg ik. Boos antwoordde de chauffeur van de meest beschadigde auto: ‘er lag een kilometer terug een blikken jerrycan op de weg waar we overheen gereden zijn.’ Ik had geen jerrycan gezien en zei dat ook tegen de boze automobilist. ‘We zijn aan het verhuizen en gaan spullen ophalen dus stond er niets in de aanhangwagen.’ Ik stapte weer in en reed weg.
‘Stomme lui, die mensen’ foeterde ik tegen Wout die al die tijd in de auto was blijven zitten. ‘Laten ze eerst even goed kijken voordat ze iemand van iets beschuldigen’. Toen kwam de welbekende aap uit de mouw. Wout had nog een jerrycan wezen halen en deze los in de kar gegooid die moest nog mee want bij Genko hadden ze thinner en hij moest die zomer zijn huis schilderen en dacht, eerst nog even wat thinner meenemen dat scheelt weer in de kosten. Zo vertrokken we uit Sliedrecht, zonder thinner voor Wout, en met een beetje weemoed namen we afscheid van het personeel van Genko. Een nieuwe sttart op de nieuwe lokatie, op naar het tweede bedrijf.
Stellendam

Op een zeker dag belde een bedrijf uit Papendrecht ons op en vroeg of dat Discom voor een paar dagen mensen kon uitlenen om pijpleidingen te monteren bij Maaskant in Stellendam. Dat wilden we wel en nog voordat we koffie gedronken hadden gingen Wout en ik op weg om het werk te bekijken. We kregen een kotter toegewezen van zo’n meter of veertig lang, een map tekeningen en een berg met pijpleidingen van een meter of vier hoog. Lang behoefde we niet na te denken, de eerste zes weken waren we onder de pannen. Dat werden weer weken waarbij we ‘s avonds naar de loods moesten om het andere werk klaar te krijgen.